Richtlijn: Zindelijkheid van urine en feces (2011)
5. Activiteiten rondom zindelijkheid voor feces door de JGZ
Uitgangsvragen
(* Wat is bij kinderen met obstipatie de meest effectieve en veilige medicamenteuze behandeling? En: wat is bij kinderen met obstipatie het (additionele) effect van niet-medicamenteuze behandeling?)
- Welke maatregelen zijn er te nemen door de JGZ bij fecale incontinentie (toilettraining, dieet/vochtadvies, gedragstherapie, fysiotherapie/alternatieve geneeswijze) per leeftijd?
- Welke behandeling in de JGZ is het meest (bewezen) effectief per leeftijd* (onderhoud/kosten):
a. Wat zijn de succespercentages/prognoses?
b. Wat zijn de prognostische factoren? - Hoe vaak/wanneer moet een kind met fecale incontinentie gezien worden (contactmomenten/schema)?
- Door wie moet een kind met fecale incontinentie gezien worden (minimale deskundigheidseisen)? (signalering/begeleiding)
- Hoe gaat de JGZ ermee om als een school een kind met fecale incontinentie weigert?
- Welke voorlichting kan de JGZ preventief collectief geven en welke individueel?
- Wanneer moet een kind met fecale incontinentie worden doorverwezen (zie ook alarm-/verwijssymptomen)?
- Naar wie moet een kind met fecale incontinentie worden doorverwezen (huisarts, kinderarts, fysiotherapeut)?
Dit thema is onderverdeeld in preventie, signalering, begeleiding en behandeling, verwijzing door de JGZ.
Contactmomenten: alles samengevat
FECES: begeleiding en advies t.a.v. preventie en interventie
VP = jeugdverpleegkundige; A = jeugdarts of verpleegkundig specialist preventie; DA = doktersassistent
Contactmomenten |
Met wie |
Huisbezoek |
VP. |
Wat doen? |
Vragen naar meconiumlozing (cave Hirschsprung bij > 48 uur). |
Wat doen? |
N.v.t. |
< 3 jaar. |
VP/A. |
Wat doen?Preventief. |
Vragen naar bijzonderheden rond feces en verandering in patroon. 1,5 - 2 jaar: vragen of kind al interesse heeft in potje/wc, wordt er al ‘getraind’?
Ouder informeren over:
In principe start met ‘training’ zindelijkheid feces overdag: vanaf 2-4 jaar, echter ook inschatten of kind eraan toe is. Hieronder de methode en aandachtspunten bij de ‘training’:
De training |
Wat doen?Interventie. |
A: bij aanwijzingen voor pathologie: anamneselijst I, lichamelijk onderzoek -> eventueel verwijzen. > 4 mnd.: bij obstipatie (Rome III-criteria), lichamelijk onderzoek nodig (A): juist klaarmaken voeding, laxantia. (Eventueel johannesbrood- pitmeel bij borstvoeding of voeding met speciale toevoegingen bij kunstvoeding.) |
3-5 jaar. |
VP/DA/A (alleen bij problematiek, als eerder nog geen goed lichamelijk onderzoek is uitgevoerd). |
Wat doen?Preventief. |
Bij elk consult vragen naar bijzonderheden rond feces, verandering in patroon en secundaire vorm. > 4 jaar: vragen naar poepvegen. Vragen naar zindelijkheidstraining en zindelijkheidssignalen. In principe start met ‘training’ zindelijkheid feces: vanaf 2-4 jaar, echter ook inschatten of kind er aan toe is. Zie bij < 3 jaar. De training |
Wat doen?Interventie |
Eventueel gebruik vanaf 4-5 jaar: anamneselijst I en II.
|
> 5 jaar. |
VP/DA/A (alleen bij problematiek, als eerder nog geen goed lichamelijk onderzoek is uitgevoerd). |
Wat doen?Preventief. |
Bij elk consult vragen naar bijzonderheden rond feces, let op secundaire vormen. |
Wat doen?Interventie. |
Bij problematiek: binnen 1-4 weken een gesprek met A, VP of DA: anamneselijsten I en II en zo nodig lichamelijk onderzoek door A. Daarnaast behoort het goed bijhouden van de groeicurve ook tot het basisonderzoek. Bij alarmsymptomen/aanwijzingen voor pathologie:
Stap 1: Stap 2: Stap 3: Mogelijk is stap 2 al volgens de eerdere adviezen uitgevoerd. Dan dient, na het verder exploreren van het probleem zoals beschreven in stap 1, wellicht direct overgestapt te worden op stap 3 (het geven van laxantia). Echter: als anamnese en lichamelijk onderzoek niet wijzen op ernstige afwijkingen en/of indien er sprake is van terugval: anamneselijst II afnemen. Ook vragen naar (chronische)stressmomenten.
|
Registratie
Uiteraard dienen bovengenoemde zaken geregistreerd te worden in het JGZ-dossier (op papier dan wel digitaal). Bij de ontwikkeling van deze richtlijn zijn indicatoren voor zorg opgesteld. Deze zijn aangeboden aan de ontwikkelaars van de Basisdataset (BDS) waarbij waarbij een verzoek tot wijziging van de BDS is ingediend. Dit verzoek dient nog geaccordeerd te worden.