Richtlijn: ADHD (2015)

Totstandkoming van de richtlijn

Werkwijze

Aanleiding
Op uitnodiging van de programmacommissie van ZonMw Richtlijnen Jeugdgezondheid, heeft een werkgroep van ter zake deskundigen, onder voorzitterschap van prof. dr. Frits Boer deze JGZ richtlijn ontwikkeld. Daarbij maakte zij gebruik van wetenschappelijke, en ervaringskennis van professionals, en raadpleegde zij een voor deze richtlijn samengestelde klankbordgroep. Het proces werd ondersteund en begeleid vanuit het Trimbos-instituut.

De overkoepelende doelstelling van de ontwikkeling van deze richtlijn is om een bijdrage te leveren aan de uniformering en professionalisering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ).

Na autorisatie van de richtlijn door de RAC stelt het NCJ de richtlijn formeel vast en is het NCJ vervolgens verantwoordelijk voor de publicatie, verspreiding en ondersteuning bij de implementatie.

Doelstelling richtlijn
Een richtlijn is een document dat aanbevelingen, adviezen en handelingsinstructies geeft ter ondersteuning van de besluitvorming van professionals. Dit berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en de daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming, gericht op het expliciteren van doeltreffend en doelmatig medisch/psychologisch/pedagogisch handelen. Het geheel van richtlijnen en afspraken in een bepaalde professionele praktijk of beroepsgroep vormt samen de professionele standaard. Professioneel hulpverlenerschap houdt in dat men zich houdt aan de professionele standaard en dat men die in overleg met ouder/kind vertaalt naar de individuele situatie.

Bij het opstellen en actualiseren van richtlijnen ontstaat ook inzicht in het ontbreken van kennis op bepaalde onderdelen van de richtlijn of in de mate waarin deze al dan niet wordt toegepast. Ook bij deze richtlijn zijn kennislacunes aangegeven. Deze kennislacunes kunnen gebruikt worden om gewenst onderzoek te agenderen, en weergegeven onder verantwoording van deze richtlijn.

Toepassing van richtlijnen
De ontwikkeling van richtlijnen is een stimulans om tot een geïntegreerd kwaliteitsbeleid te komen. Richtlijnen op zichzelf zijn echter onvoldoende voor het verbeteren van de zorg voor jeugdigen. Pas wanneer zij juist en in voldoende mate worden toegepast, zal dit effect hebben op de kwaliteit van geleverde diensten en zorg en is er sprake van een meerwaarde.

Om werkgevers niet te confronteren met moeilijk in productieafspraken in te passen richtlijnen Jeugdgezondheid waren, ten behoeve van afstemming gedurende de richtlijnontwikkeling, de koepel- en brancheorganisaties van de werkgevers (ACTIZ en GGD Nederland) vertegenwoordigd in de klankbordgroep.

Om een goede afstemming van de richtlijn en de daarin geformuleerde aanbevelingen met het praktijkveld van de JGZ te bevorderen, zijn er naast deze onderbouwing nog twee producten ontwikkeld:

1) de gebruikersversie van de richtlijn;

2) de samenvattingskaart.

Ook deze producten zijn te vinden op de website van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ).

Daarnaast zijn, gedurende de ontwikkelfase van de richtlijn, de drie producten (onderbouwing, gebruikersversie, samenvattingskaart) in de praktijk onderzocht op toepasbaarheid via een praktijktest.

Diversiteit
Bij de ontwikkeling van de richtlijn is rekening gehouden met verschillende diversiteitsaspecten van de doelgroep, zoals sekse, leeftijd, verstandelijke beperking en etniciteit. Hiertoe is in de richtlijn een apart hoofdstuk opgenomen over screening van ADHD bij allochtone jeugdigen, bij jongens versus meisjes en bij jeugdigen met een verstandelijke beperking (thema 5).

Uitgangsvragen
Voorafgaande aan deze richtlijn is een knelpuntenanalyse  uitgevoerd. Op basis van deze knelpuntenanalyse zijn uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn te vinden bij de verschillende thema's.

Praktijktest en indicatorontwikkeling
De acceptatie en invoering van de richtlijn zal worden bepaald door de feitelijke toepasbaarheid van de richtlijn in de dagelijkse praktijk. Om die reden is van deze richtlijn ook een zogenoemde gebruikersversie gemaakt. Hiertoe is in aansluiting op het richtlijn ontwikkeltraject een pilotstudie (praktijktest) uitgevoerd in 4 regio's.

Voorafgaande aan de praktijktest zijn door het Trimbos-instituut in samenwerking met de werkgroep aanbevelingen ontwikkeld, die op bruikbaarheid zijn getoetst gedurende de praktijktest. Na de praktijktest zijn op basis van aanbevelingen indicatoren ontwikkeld. De ontwikkeling en de toepassing van indicatoren draagt bij aan de implementatie van richtlijnen. Indicatoren maken het mogelijk om te meten of de richtlijnen worden nageleefd, en kunnen signaleren welke onderdelen van de zorg verbeterd kunnen worden. Ook kunnen indicatoren een rol spelen bij het afleggen van externe verantwoording. Het is aan het NCJ om te beoordelen welke indicatoren zij willen opnemen, passend bij de Basisdataset JGZ.

Autorisatie en uitgave
De uitkomsten van de commentaarronde en praktijktest zijn verwerkt in de richtlijn. Deze richtlijn is ter vaststelling voorgelegd aan de Richtlijnadviescommissie (RAC). Na vaststelling van de richtlijn door de Richtlijn Advies Commissie wordt het copyright van de richtlijn overgedragen aan het Centrum Jeugdgezondheid om op uniforme wijze over te gaan tot vermenigvuldiging, verspreiding, borging en gebruiksevaluatie twee jaar na introductie.

Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) is verantwoordelijk voor de publicatie. Daarnaast heeft het NCJ als taak de richtlijnen te verspreiden en te implementeren in het veld.

Uiterlijk in 2018 wordt bepaald of deze richtlijn nog actueel is. Tot die tijd zijn ook de aan de ontwikkeling van deze richtlijn deelnemende verenigingen verantwoordelijk voor het melden van fouten in de richtlijn. Ook zijn de verenigingen via de individuele zorgverleners verantwoordelijk voor het melden van ontwikkelingen in wetenschap of zorgpraktijk die bijstelling of herziening van de richtlijn noodzakelijk maken. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Samenstelling werkgroep en klankbordgroep
De werkgroep was multidisciplinair samengesteld. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van diverse beroeps- en ouderverenigingen

Werkgroep:

  • M. van Avendonk, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • E. van den Ban, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
  • M. Beeres, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • M.A. Broekhuizen-Holtes, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • A. Driessen, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • L. Kalverdijk, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
  • S. van Manen, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • R. Rodrigues Pereira, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
  • J. Stuifmeel, Vereniging Balans
  • D. Teunissen, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN)
  • C.L. Wensing-Souren, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) 

Klankbordgroep:

  • M. Boerwinkel, Nederlandse Vereniging voor Doktersassistenten (NVDA)
  • C. Buschgens, Universiteit Utrecht
  • C. Emck, Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB)
  • Mw. Dr. E. A. Fliers, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
  • A.M. Kruishoop, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • G.H.H. van de Loo – Neus, Karakter, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
  • J.Z.Muyselaar-Jellema, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN)
  • J. Oosterlaan, Hoogleraar Pediatrische Neuropsychologie, Vrije Universiteit Amsterdam
  • M. de Ruiter, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • F.E. Scheepers, medisch afdelingshoofd afdeling psychiatrie UMC Utrecht
  • W.M. van der Zalm-Grisnich, Nederlandse Vereniging van Pedagogen en onderwijskundigen (NVO)
  • S. Blom-Schakel, Nederlandse Vereniging van Pedagogen en onderwijskundigen (NVO)

Pagina als PDF