Richtlijn: Opsporen oogafwijkingen (2019)

3. Opsporen oogafwijkingen 36+ maanden

In dit thema (en in bijlage 1) wordt besproken op welke wijze de opsporing van oogafwijkingen bij kinderen vanaf de leeftijd van 36 maanden door de JGZ het beste plaats kan vinden. In dit thema worden de oogonderzoeken besproken en de visusmetingen voor het opsporen van amblyopie.

Aanbevelingen

Onderzoek door de JGZ

  • Op de leeftijd van 36 maanden wordt anamnese afgenomen en vindt inspectie van de ogen plaats. Afwijkende bevindingen kunnen een indicatie zijn voor het doen van een visusmeting op deze leeftijd (de visusmeting gebeurt echter niet standaard).
  • In de leeftijdsperiode van 42-48 maanden wordt anamnese afgenomen, vindt inspectie van de ogen plaats en volgt altijd een visusmeting.
  • In de leeftijdsperiode van 54-66 maanden wordt anamnese afgenomen en een visusmeting gedaan.  
  • De facultatieve visusmeting op indicatie op de leeftijd van 36 maanden wordt uitgevoerd met de LEA Symbolen kaart.
  • De Amsterdamse Plaatjes Kaart (APK) wordt zo spoedig mogelijk, uiterlijk 1-1-2020, vervangen door de LEA Symbolen kaart.
  • Het eerste moment waarop de visus bepaald wordt bij alle kinderen is op de leeftijd van 42-48 maanden en het tweede moment op 54-66 maanden. Hiervoor wordt de logaritmische E-haken kaart gebruikt of, indien nog niet vervangen, de Landolt-C kaart.
  • Indien bij een kind de visusmeting met de E-haken kaart niet lukt, wordt de LEA symbolen-kaart als alternatief gebruikt.
  • JGZ-professionals dragen bij aan het goed voorbereiden van kinderen voor de visusmeting.
  • Bij een onvoldoende uitslag van de visusmeting op de leeftijd van 36 maanden wordt direct doorverwezen.
  • Bij twijfel over de visusmeting op de leeftijd van 42-48 maanden en 54-66 maanden moet het onderzoek herhaald worden binnen 3 maanden.
  • Vanwege verschillende invulling van de contactmomenten tussen de JGZ-organisaties wordt benoemd welke momenten hiervan noodzakelijk worden geacht en welke dringend worden aanbevolen: het uitvoeren van de visusmeting op 42-48 maanden en 54-66 maanden wordt noodzakelijk geacht.

Extra aandacht voor opkomst bij screeningsmomenten 42-48 maanden en 54-66 maanden

  • Bij afwezigheid van de ouders en het kind tijdens het contactmoment 42-48 maanden wordt in elk geval tweemaal geprobeerd om contact op te nemen met de ouders om hen te motiveren de visusmeting alsnog te komen doen. Daarbij zal uitleg gegeven worden over het belang van de visusmeting en een nieuwe afspraak worden aangeboden.
  • Bij het visusonderzoek in de leeftijdsperiode van 54-66 maanden geldt 66 maanden als uiterste termijn om nog tijdig te kunnen starten met amblyopiebehandeling.  

Verwijzing

  • Bij een onderzoek met onvoldoende resultaat, wordt het kind verwezen naar de orthoptist of de oogarts. Vanaf 10 jaar mag ook verwezen worden naar een optometrist/optiekbedrijf.
  • Bij 2 keer twijfel over het resultaat wordt het kind eveneens verwezen (dit betreft twijfel over de visus en ook twijfel over de betrouwbaarheid van het testresultaat, bijvoorbeeld door niet meewerken van het kind).

Meer informatie over de aanbevelingen staat in de onderbouwing van dit thema.


Pagina als PDF