Richtlijn: Opsporen oogafwijkingen (2019)

Bijlage 1 - Uitvoering oogonderzoeken

Bekijk alle tabellen uit deze bijlage ook in de samenvattingskaart van deze richtlijn. 

Tabel B1. Acties ten behoeve van oogonderzoek per uitvoeringsmoment

Contactmomenten 0-36 maanden

Tijdens alle contactmomenten waarop de opsporing van oogafwijkingen plaatsvindt gericht navraag gedaan aan ouders of er klachten zijn over de ogen / het zicht van hun kind en wordt het oog geïnspecteerd (zie bijlage 1a).

Opsporing van aangeboren (congenitale) oogheelkundige aandoeningen is essentieel in deze periode. Hiervoor verricht de JGZ de volgende onderzoeken: het beoordelen van de aanwezigheid van de rode fundusreflex , de drie onderdelen van het Van Wiechen-onderzoek (fixeren, binoculair volgen en naar eigen handen kijken, zie tabel B2), cornea lichtreflex, instelbeweging en de monoculaire volgbewegingen. Zie tabel B3 voor een overzicht van de onderzoeken, indicaties en acties bij kinderen tussen 0 en 36 maanden.

Tabel B2. Onderdelen Van Wiechen onderzoek

Tabel B3. Acties bij onvoldoende of afwijkende bevindingen van oogonderzoek bij kinderen tot 36 maanden*

Contactmomenten vanaf 36 maanden

Een overzicht van de onderzoeken, indicaties en acties bij kinderen vanaf 36 maanden is via de samenvattingskaart te vinden. Op de leeftijd van 36 maanden wordt anamnese afgenomen en inspectie van het uitwendige oog verricht. Op indicatie en indien de JGZ-professional dit wenst, kan een visusmeting worden gedaan. Voor de uitvoering wordt verwezen naar thema 3 van deze richtlijn.

Verwijscriteria 36 maanden: (zie tabel B6):

Indien visus bepaald wordt:

  • bij onvoldoende visus verwijzen
  • bij voldoende visus wordt de visusmeting opnieuw gedaan op de leeftijd van 42-48 maanden

Indien geen visus bepaald wordt:

  • Een of meerdere symptomen die kunnen wijzen op een verminderd gezichtsvermogen met positieve familieanamnese: verwijzen
  • Een of meerdere symptomen die kunnen wijzen op een verminderd gezichtsvermogen met negatieve familieanamnese: binnen 3 maanden opnieuw beoordelen tenzij ernst van klachten aanleiding is tot verwijzen (frequent aanwezig scheelzien of ernstige twijfel over visus).

Een positieve familieanamnese zonder klachten: visusmeting op 42-48 maanden

Op de leeftijd van 42-48 maanden wordt de anamnesevraag gesteld en wordt inspectie van het oog verricht. Daarnaast wordt de visus met de E-Haken kaart (of de Landolt-C kaart tot vervanging) of, als dit niet lukt, met de LEA Symbolen gemeten. Bij twijfel opnieuw testen binnen 3 maanden. Bij twee keer twijfel doorverwijzen, zie tabel B7 voor verwijscriteria.

Op de leeftijd van 54-66 maanden wordt de visus met de E-Haken kaart (of de Landolt-C kaart tot vervanging) gemeten, ook wordt anamnese afgenomen. Bij twijfel over uitslag opnieuw onderzoeken binnen 3 maanden. Bij twee keer twijfel doorverwijzen, zie tabel B8.

Tabel B4. Acties bij onvoldoende of afwijkende bevindingen van oogonderzoek met visusmeting bij kinderen vanaf 36 maanden*


Pagina als PDF