2.3.8 Hakvoet (pes calcaneus)

JGZ richtlijn Extremiteiten (2019)

Extremiteiten

Beschrijving aandoening 

Bij de hakvoet (pes calcaneus, hielvoet) staat de voorvoet neutraal (afbeelding 9). De achtervoet staat in extreme dorsaalflexie met lichte valguskanteling. De aandoening komt bij ongeveer 10:1.000 pasgeborenen voor. Dit betekent dat er per jaar ongeveer 1750 kinderen worden geboren met een hakvoet. Het komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes (2:1) en in 50% van de gevallen is de hakvoet bilateraal. 

Een hakvoet is meestal congenitaal en berust bijna altijd op een positioneringseffect gedurende de zwangerschap. In enkele gevallen is er een neurologische oorzaak (zoals een spina bifida), maar dan staat het neurologisch beeld duidelijk op de voorgrond.

In de eerste weken na de geboorte normaliseert de hakvoet spontaan doordat de plantairflexoren (de voetbuigers) sterker zijn dan de voetheffers. Gipsredressies zijn niet zinvol. Over de effectiviteit van massage is geen informatie gevonden. Op de leeftijd van de eerste contactmomenten met de JGZ (2 weken en/of 4 weken) zou er al een forse verbetering in de voetstand moeten zijn opgetreden.

Afbeelding 9: Pes calcaneus (hakvoet): de achtervoet staat in extreme dorsaalflexie met lichte valguskanteling.

Lichamelijk onderzoek 

Tijdens het lichamelijk onderzoek valt op dat de voet in forse dorsaalflexie staat (omhoog gekanteld naar het onderbeen). Direct na de geboorte soms zelfs met de wreef tegen het scheenbeen aan. De voet kan voorzichtig in plantairflexie worden gebracht.

Beleid door JGZ-professionals (adviezen, verwijscriteria, verwijsmogelijkheden) 

  • Als de jeugdverpleegkundige een hakvoet signaleert op de leeftijd van 2 weken dan vraagt zij bij de ouders na of de stand van de voet is verbeterd sinds de geboorte. Indien er sprake is van een forse verbetering van de voetstand in de eerste levensweken: geef uitleg aan ouders dat de voetstand vanzelf normaliseert en dat behandeling niet nodig is. Bij twijfel kan een extra controle bij de jeugdarts worden afgesproken.
  • Bij geringe of matige spontane verbetering van de voetstand op de leeftijd van 2 tot 4 weken, of bij twijfel aan de diagnose: verwijzen naar de (kinder)orthopeed.

 

Overwegingen 

JGZ-professionals kunnen kinderen met een hakvoet tegenkomen tijdens hun contactmomenten, maar hoeven de aandoening niet actief op te sporen. Tijdens de eerste contactmomenten van de JGZ zou de stand van de voet al fors verbeterd moeten zijn. Als dat niet het geval is, is dit voldoende reden om te twijfelen aan de diagnose hakvoet.

De werkgroep is van mening dat het niet nodig is om ouders de voet thuis speciaal te laten masseren of oefenen. Ook verwijzing naar de kinderfysiotherapie of kinderoefentherapie is niet nodig vanwege het spontane herstel. Inbakeren hoeft niet te worden afgeraden, mits dit op een veilige wijze gebeurt waarbij de voeten voldoende bewegingsruimte hebben.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback