4.2.1 Meldcode Stap 0: Overweeg

JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Kindermishandeling

Meldcode Stap 0: Overweeg altijd: kan hier sprake zijn van kindermishandeling?

Aan stap 1 van de meldcode gaat in feite een ‘Stap 0’ vooraf. Dit is geen officiële stap uit de meldcode, maar wel belangrijk om expliciet te doorlopen: wanneer je gedragingen, fysieke kenmerken en factoren constateert die een signaal van kindermishandeling kunnen zijn en/ of er eventueel ook anderen zich zorgen maken, is het van belang dat je nagaat of kindermishandeling een van de verklaringen kan zijn. De signalen van kindermishandeling zijn immers aspecifiek, dat wil zeggen: ze kunnen ook op andere problematiek duiden (zie Risicofactoren, beschermende factoren en signalen). Deze alertheid op mogelijke signalen van kindermishandeling moet behoren tot de basishouding van iedere professional.

Bij ieder contactmoment in de JGZ wordt gevraagd hoe het met de jeugdige gaat. Indien de voorgeschiedenis en de huidige situatie daar aanleiding toe geeft, dien je actief door te vragen naar de veiligheid in het gezin, in het verleden, heden en toekomst. Er is in Nederland geen standaard voor dit doorvragen. Ervaring met kindermishandeling in de eigen jeugd van de ouder wordt standaard nagevraagd bij het contactmoment twee weken na de geboorte (ook wel contactmoment op 4de tot 7de dag of het eerste huisbezoek genoemd). Belangrijk is dát veiligheidsthema’s zoals partnergeweld of het hanteren van conflicten aan bod komen, zodat daarop doorgevraagd en -gesproken of later op teruggekomen kan worden. Doe dat in neutrale bewoordingen, bijvoorbeeld: Hebben jullie wel eens ruzie? Wat gebeurt er dan? Hoe lossen jullie dat op? Wat doe je als je kind zo’n driftbui heeft, hoe ga je daar mee om?
Het vragen ernaar normaliseert bovendien het praten over veiligheid in het gezin, ook al is dat op een ander moment, en leidt op zichzelf tot bewustwording bij betrokkenen.

Naar voorbeeld van de richtlijn When to suspect child maltreatment van het Britse National Institute for Health and Care Excellence (2009) maken we onderscheid tussen het in overweging nemen (‘consider’) van kindermishandeling en het vermoeden of verdenken (‘suspect’) van kindermishandeling. Dat wil zeggen:

  • overwegen: kindermishandeling kan een verklaring zijn voor hetgeen geconstateerd is; op basis van gevonden verklaringen kan de uitkomst zijn dat in het geheel geen sprake is van kindermishandeling of dat een derde – dus niet de (verzorgende) ouders – daarvan de pleger is;
  • vermoeden of (sterker:) verdenken: er zijn sterke aanwijzingen voor kindermishandeling maar dit kan (nog) niet aangetoond worden.

 

In Thema 2 is op basis van wetenschappelijke literatuur een aantal signalen genoemd. Overzichtslijsten van signalen zijn echter nooit uitputtend en de signalen van kindermishandeling zijn aspecifiek, dat wil zeggen: ze kunnen ook op andere problematiek duiden. Bij het beoordelen of gedragingen, uiterlijke kenmerken, letsel etc. een signaal van kindermishandeling zijn, moet de JGZ-professional nagaan in welke richting de verklaringen wijzen en of die daarvoor passend zijn. Hij doorloopt dan de volgende stappen.

1. De JGZ-professional overweegt kindermishandeling en vraagt bij de ouders na wat verklaringen kunnen zijn voor hetgeen hij bij de jeugdige of omgeving geconstateerd heeft. Een overweging wordt een vermoeden of verdenking van kindermishandeling wanneer deze verklaringen [49]:

  • niet passend zijn;
  • niet aannemelijk zijn;
  • niet consistent zijn
    • ten aanzien van de jeugdige zelf:
      • hoe de jeugdige zich presenteert;
      • hoe de jeugdige zich medisch presenteert;
      • wat de jeugdige normaliter doet;
      • wat de jeugdige zelf zegt;
      • in relatie tot (ontwikkelings)leeftijd;
    • tussen ouders onderling;
    • in de tijd;
  • voortkomen uit (culturele of religieuze) overtuigingen maar niet stroken met de veiligheid van jeugdigen (bijvoorbeeld wanneer het slaan van jeugdigen wordt verklaard vanuit het geloof).

 

2. Wanneer de JGZ-professional geen andere passende verklaringen vindt voor hetgeen hij of zij geconstateerd heeft bij de jeugdige, de zorgen blijven bestaan en er om die redenen een vermoeden of verdenking van kindermishandeling ontstaat, treedt de meldcode in werking.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback