4.5 Benodigde competenties

JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Kindermishandeling

Het werken met (vermoedens van) kindermishandeling vraagt veel van professionals.

“Kindermishandeling raakt ouders en kind zo intens, dat het hoge eisen stelt aan de expertise van degene die zich om het kind en de ouders bekommert” [59]

Onder ‘competenties’ verstaan we: ‘vermogens op basis van kennis, attitude en vaardigheden’.

Weliswaar zijn JGZ-professionals hiervoor opgeleid en mag verwacht worden dat zij beschikken over de nodige competenties; anderzijds gaat het om werken in onzekere, complexe situaties waarbij het maken van fouten vrijwel onvermijdelijk is en tegelijkertijd de consequenties daarvan ingrijpend kunnen zijn, zowel bij een terecht vermoeden als bij een onterecht gebleken vermoeden. Dit is dan ook een belangrijke reden om bij signalering en besluitvorming bij kindermishandeling nooit alleen aan de slag te gaan.

De competenties waarover JGZ-professional dienen te beschikken zijn heel divers en afhankelijk van de discipline (jeugdarts, jeugdverpleegkundige, verpleegkundig specialist, doktersassistent, pedagogisch medewerker/ gedragswetenschapper, aandachtsfunctionaris kindermishandeling). De onderstaande attituden en vaardigheden komen voort uit het oplossingsgerichte werken [65][76][108]:

  • Blijf je ontwikkelen in de benodigde competenties en leer ook van elkaar (intervisie). Leer van andere professionals extern (Algemeen Maatschappelijk Werk, Jeugd-GGZ, Volwassenen GGZ, Politie, etc);
  • Wees eerlijk en transparant;
  • Neem een neutrale niet-veroordelende houding van ‘niet-weten’ aan, dat wil zeggen onbevooroordeeld zoveel mogelijk informatie vergaren. Luister om te weten, niet om te oordelen;
  • Erken dat in elk gezin signalen van veiligheid aanwezig zijn, hoe gering ook. Sluit aan bij de sterke punten van het gezin. Zoek naar de zogenaamde ‘uitzonderingen’, dus naar de positieve kanten: wanneer en wat gaat (wel) goed?
  • Blijf veiligheid centraal stellen. Erken en steun de ouder in de mogelijke oorzaken van hun gedrag (of nalaten) maar wees duidelijk in je afkeuring van dat gedrag dat tot kindermishandeling leidt.
    Werk dus samen met de persoon, niet met de mishandeling, verwaarlozing of misbruik;
  • Definieer een gezamenlijk doel: het welzijn en de veiligheid van de jeugdige;
  • Vraag je voortdurend af: welk effect heeft dat wat ik doe en zeg op de jeugdige en ouder?
  • Sluit aan bij de wensen van ouder(s) en jeugdigen. Houd daar rekening mee zonder veiligheid uit het oog te verliezen. Bied keuzemogelijkheden;
  • Wees bescheiden of humble: durf een oordeel over de veiligheid bij te stellen wanneer een verklaring van de ouders aannemelijk is;
  • Spreek in een voor iedereen begrijpelijke taal;
  • Reflecteer: wees bewust van je eigen ontwikkeling en grenzen: wat zijn jouw sterke kanten en wat vind je moeilijk? Schroom nooit om advies te vragen;
  • Wees bewust van je eigen normen en waarden, eigen referentiekader (eigen jeugd, opvoeding en

problemen met de eigen kinderen of partner, eigen overtuigingen, religie).

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback