4.1.1 Overdag nat

JGZ richtlijn Zindelijkheid van urine en feces (2011)

Zindelijkheid van urine en feces

Vóór 3 jaar:
Uitleg, wegnemen druk/straf, positieve aandacht.
Leg uit dat overdag nog niet zindelijk zijn op deze leeftijd nog normaal is; zindelijk worden is een ontwikkelingsvaardigheid, waarbij het kind en de blaas nog verder moeten rijpen.

Rond 2-4 jaar (afhankelijk van het kind):
Start zindelijkheidstraining (zie paragraaf 3.1), eventueel met aanvullende adviezen zoals hieronder besproken.

3-5 jaar:
Als het kind bij naar school gaan overdag niet zindelijk is, wordt dit door de JGZ gesignaleerd, waarbij de JGZ hulp kan bieden. De ervaring leert dat scholen vaak bereid zijn het kind wel aan te nemen, als zij weten dat er gewerkt wordt aan het zindelijkheidsprobleem.

Hieronder volgt een scala aan adviezen. Helaas bestaat weinig evidentie naar de werkzaamheid van deze adviezen. De adviezen zijn gebaseerd op ‘expert opinie’ en dus practice-based. Een onderzoek uit België liet zien dat met standaardbehandeling (bestaande uit duidelijke uitleg, demystificatie en hereducatie van de kinderen door een urotherapeut in drie bezoeken) 50% van alle klachten verdwijnt [8]. Of onderstaande methoden gebruikt worden is uiteindelijk een professionele keuze in overleg met de ouders. De adviezen worden weergegeven op de meest gebruikelijke, logische volgorde van inzetten.

  1. Vast toiletschema (bijvoorbeeld gekoppeld aan te onthouden momenten: opstaan, voor naar school gaan, tussen de middag, na school, voor (of vlak na) avondeten, voor slapen). Belangrijk daarbij is dat het kind rustig kan zitten en geen drang of dwang wordt toegepast. Veel kinderen vinden het prettiger thuis op het toilet te zitten, mede door de hygiëne op school. Eventueel kunnen ook tril-/pieppolshorloges gebruikt worden die op ingestelde tijdstippen (bijvoorbeeld elke 60 of 90 minuten) het kind een signaal kunnen geven om te gaan plassen. Dit is echter alleen nodig in het begin van de training bij heel kleine blaasvolumina of bij aanwijzingen voor een lage mictiefrequentie. Dat moet al snel opgehoogd worden naar volumina die de schooltijd kunnen overbruggen. Het blijkt dat kinderen met een katoenen luier net zo snel zindelijk worden als kinderen met een papieren luier [11]. De luier kan tussen de plasmomenten door gewoon aan blijven.
     
  2. Kalender met beloningssysteem. Beloon het kind op het moment dat het een stap heeft gemaakt: in het begin een beloning voor een juiste poging en de inzet, later een beloning voor goed resultaat. Een beloningssysteem is altijd goed om de ouders mee te geven. Stimuleren vanuit het positieve is belangrijk. Zie ook paragraaf 3.1. Straffen moet actief ontraden worden vanwege het negatieve effect hiervan op het zindelijk worden.
     
  3. Blaastraining bij aanwijzingen voor een functioneel te kleine blaasinhoud (bij meer dan acht keer per dag mictie) wordt vanuit de NICE-richtlijn en daarom ook vanuit deze richtlijn niet geadviseerd [64]. De evidentie voor het positieve effect hiervan is namelijk zeer matig tot afwezig. Ter informatie wordt hier de methode toch beschreven: proberen het plassen steeds langer op te houden (hierdoor bij elke plasbeurt meer plassen dan die daarvoor) en/of op willekeurige momenten aangeven of blaas leeg, halfvol of vol is en dat controleren. 

Vanaf 5 jaar overdag nog nat of weer nat na droge periode (secundaire vorm): Hoewel op deze leeftijd per definitie sprake is van incontinentie en het een leeftijd is om er iets aan te doen, is het belangrijk enkele zaken na te gaan voordat wordt verwezen:

  • Is er sprake van pathologie? Gebruik hiervoor anamneselijst I.
  • Is er een andere verklaring? Zoals:
    – Is de training niet gestructureerd opgepakt?
    – Zijn er wellicht veranderingen geweest in de omgeving die kunnen verklaren waarom een kind niet zindelijk is?
    – Is sprake van ontwikkelingsproblemen?
    – Is sprake van een complexe thuis-/gezinssituatie?
    Indien een niet-pathologische verklaring te vinden is voor de incontinentie, wordt geadviseerd nogmaals de training te starten, waarbij opnieuw structuur moet worden aangebracht en een eventueel ander probleem moet worden aangepakt. Indien het kind ook ’s nachts nog nat is, dienen de adviezen voor ‘’s nachts nat ná vijf jaar’ (zie hierna) gebruikt te worden.

    Als er echter sprake is van pathologie en/of er is geen verklarende aanwijzing, dan dient verwezen te worden voor nader onderzoek of intensievere begeleiding.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback