Richtlijn: Taalontwikkeling (2018)

3. Volgen en signaleren - aanbevelingen

In dit thema gaan we na of er voor de JGZ bruikbare instrumenten zijn om taalachterstand (TOS en/of TOA) accuraat op te sporen. Doel van dit hoofdstuk is om op basis van de literatuur die momenteel (2017) voorhanden is de beste werkwijze voor de signalering van taalachterstand door JGZ-professionals te beschrijven.

Aanbevelingen

Volgen en signaleren

1. Gebruik de communicatie kenmerken van het Van Wiechenonderzoek om de taalontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 - tot 4 jaar te volgen en taalachterstand te signaleren. Negatieve (-) scores op de communicatie kenmerken van het Van Wiechenonderzoek worden zoals gebruikelijk met ouders besproken, tijdens vervolgconsulten opnieuw afgenomen en onderzocht wat de oorzaak kan zijn.

2. Toevoeging 2023

Wijs ouders op de mogelijkheid om zelf een indruk te verkrijgen van de ontwikkeling van hun kind door middel van de Van Wiechen filmpjes via https://survey.tno.nl/filmpjes. Bespreek de resultaten bij het volgende contact. Indien een contact via beeldbellen plaatsvindt wordt dringend aangeraden de ouders het contact te laten voorbereiden m.b.v. deze filmpjes.

3. Beoordeel de taalontwikkeling gestandaardiseerd:

a.  op leeftijd van twee jaar (=24 maanden; spreiding 23-27 maanden) aan de hand van de Van Wiechenkenmerken 41 en 42 en de aanvullende vragen conform het VTO Taalinstrument  (zie Bijlage 1). Bij twijfel over de taalontwikkeling vindt herbeoordeling plaats op leeftijd van twee jaar en zes maanden (30 maanden;  spreiding 29-33 maanden) (zie Bijlage 2);

b. op leeftijd van drie jaar (=36 maanden; spreiding 35-39 maanden) aan de hand van de Van Wiechenkenmerken  45 en 46 (zie Bijlage 3).

4. Toevoeging 2023

Bespreek samen met de ouder welke vorm en moment geschikt is voor een volgend contact (conform het Landelijk Professioneel Kader). Denk hierbij aan de optie van een beeldbelafspraak, waarbij de voor- en nadelen worden afgewogen. Voor details verwijzen we naar de specifieke items: zie paragraaf 3.1 en Bijlage 1 , Bijlage 2 , en Bijlage 3

5. Bij een geconstateerde taalachterstand of bij twijfels over de taalontwikkeling neemt de JGZ  een specifieke anamnese af en vindt lichamelijk onderzoek door de jeugdarts of verpleegkundig specialist plaats. Indien nodig wordt hiervoor een extra contactmoment afgesproken en ingepland.

6. Ook als een kind verwezen is of als het op kortdurende peuteropvang1 (voorheen peuterspeelzaal, met of zonder VVE) is geplaatst blijft de JGZ de taalontwikkeling van dit kind volgen.

1 Op 1 januari 2018 treedt de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en (een deel van) de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende lagere regelgeving in werking. Hiermee wordt het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang en de kwaliteit van kinderopvang verhoogd. Een deel van de ouders waarvan hun kind nu naar de peuterspeelzaal gaat, krijgt dan recht op kinderopvangtoeslag.

Verwijzing en begeleiding

7. Elk verlies van taal en elk verlies van vaardigheden wordt altijd, op elke leeftijd, als verwijssignaal beschouwd. Dit geldt ook als kinderen niet (of nauwelijks) tot taalontwikkeling komen.

8. Bij een ‘onvoldoende’ score op de taalontwikkeling (zie Bijlage 1, bijlage 2 en bijlage 3 voor criteria) wordt het kind door de jeugdarts of de verpleegkundig specialist (evt. via de huisarts) verwezen naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.

9. Bij een ‘twijfel’ score op de taalontwikkeling op leeftijd van twee jaar (zie Bijlage 1 voor criteria) wordt aan de ouders/verzorgers en het kind begeleiding door een preventief werkend logopedist of jeugdverpleegkundige aangeboden. Als er bijkomende problemen zijn kan de jeugdarts of verpleegkundig specialist er ook voor kiezen te verwijzen naar:

  • een KNO-arts: bij gehoor-/KNO-problemen
  • een multidisciplinair spreekuur voor kinderen met ontwikkelingsproblematiek: bij vermoeden meervoudige problematiek/genetische oorzaak Als dit in de regio niet aanwezig is, dan verdient verwijzing naar een kinderarts voor erfelijke en aangeboren aandoeningen of een kinderarts met dit aandachtsgebied de voorkeur boven een verwijzing naar een algemeen kinderarts.
  • jeugd GGZ: bij vermoeden ASS
  • de huisarts: bij negatieve gezinsfactoren en/of voor (extra) motivering en ondersteuning van ouders
  • het wijkteam: voor ondersteuning van ouders

10. Als op grond van professionele inschatting door het JGZ-team er (vermoedelijk) sprake is van onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod wordt aan ouders geadviseerd hun kind vanaf de leeftijd van ongeveer twee jaar totdat het naar de basisschool gaat naar kortdurende peuteropvang4 zoals een peuterspeelzaal of VVE  te laten gaan.

11. Heldere werkinstructies over de doelgroep voor plaatsing op kortdurende peuteropvang4 moeten door JGZ-organisaties voor professionals gemakkelijk beschikbaar gesteld worden.

Samenvatting volgen en signaleren

Tijdstip / periode Doel OnderzoekA Handelen
0-4 jaar Inschatten taalomgeving Professionele inschatting door het JGZ-team

ToeleidenA naar kortdurende peuteropvang:

  • volgens gemeentelijke doelgroepcriteria;
  • bij vergroot risico op taalachterstand (mede) o.b.v. onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod
  • bij geconstateerde taalachterstand (mede) o.b.v. onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod
0-2 jaar (=0-24 maanden) Volgen van de taalontwikkeling Zoals gebruikelijk m.b.v. Van Wiechenonderzoek

Vanaf het eerste contact voorlichting over taalontwikkeling en adviezen over hoe de ouders de taalontwikkeling kunnen stimuleren (zie Thema 3).

Negatieve (-) scores op de communicatie kenmerken van het Van Wiechenonderzoek worden zoals gebruikelijk met ouders besproken, tijdens vervolgconsulten opnieuw afgenomen en onderzocht wat de oorzaak kan zijn.

Het handelen is afhankelijk van andere bevindingen.

2 jaar (= 24 maanden, spreiding 23-27 maanden) Signaleren taalachterstand Ontwikkelings-kenmerken 41. en 42. zoals gebruikelijk volgens gestandaardiseerde werkwijze van het Van Wiechenonderzoek + aanvullende vragen

Score 0 of 1 (‘onvoldoende’): VerwijzenB naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.

Score 2 of 3 (‘twijfel’):

  • Aanbod begeleiding door preventief werkend logopedist of  jeugdverpleegkundige (zie Bijlage 4 en bijlage 5) en herbeoordeling op 2 jaar en 6 maanden (Bijlage 2).
  • Als er sprake is van bijkomende problematiek → overweeg verwijzingB  naar een KNO-arts, multidisciplinair spreekuur voor kinderen met ontwikkelingsproblematiek,  jeugd GGZ, een huisarts of een wijkteam.
2 jaar 6 maanden (= 30 maanden, spreiding 29-33 maanden) Herbeoordeling kinderen met score 2-3 (‘twijfelachtig’) op 24 maanden Ontwikkelings-kenmerken 41., 43. en 44., zoals gebruikelijk volgens gestandaardiseerde werkwijze van het Van Wiechenonderzoek Negatieve (-) score op één of meer kenmerken: verwijzenB  naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.
3 jaar (=36 maanden, spreiding 35-39 maanden) Signalering taalachterstand Ontwikkelingskenmerken 45. en 46., zoals gebruikelijk volgens gestandaardiseerde werkwijze van het Van Wiechenonderzoek

Bij negatieve (-) score op ontwikkelingskenmerk 45: in alle gevallen en ongeacht de score op kenmerk 46 (+ of -) verwijzenB  naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.

Bij alleen negatieve (-) score op kenmerk 46:

  • Als zijn geen voorgaande negatieve bevindingen met betrekking tot de verstaanbaarheid zijn → gehoorproblematiek uitsluiten en verwijzenB  naar logopedist. Herbeoordeling door de JGZA na 4- 6 maanden.
  • Als er wel voorgaande negatieve bevindingen met betrekking tot de verstaanbaarheid zijn (bijvoorbeeld zorgen van ouders) → verwijzenB naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek
Vanaf 3 jaar (=36 maanden, spreiding 35-39 maanden)C Signalering taalachterstand Zoals gebruikelijk met behulp van Van Wiechenonderzoek Conform Van Wiechenonderzoek → bij negatieve (-) score verwijzenB naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.

A: Door jeugdverpleegkundige, verpleegkundig specialist of jeugdarts

B: Door jeugdarts of verpleegkundig specialist (evt. via de huisarts)

c: Bij twijfel over de taalontwikkeling kan de jeugdarts of de verpleegkundig specialist besluiten de zorg op te schalen door het aanbieden van begeleiding of door te verwijzen naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.

Zie voor het overzicht van volgen en signaleren ook de samenvattingskaart van deze JGZ-richtlijn.

Bekijk de onderbouwing van dit thema, of ga door naar Thema 4.


Pagina als PDF