Richtlijn: Taalontwikkeling (2018)

Bijlage 7 - Mijlpalen taalontwikkeling (SNEL)

Deze bijlage is ook te downloaden als PDF. 

SNEL (Spraak- en taalNormen EersteLijns gezondheidszorg) is een instrument dat is bedoeld voor de opsporing van taalproblemen bij kinderen van 1 tot 6 jaar. Het instrument omvat een vragenlijst bestaande uit 14 gesloten vragen aan ouders/verzorgers. De vragen gaan over mijlpalen in de taalontwikkeling (Bijvoorbeeld: Maakt uw kind al zinnetjes van 2 woorden, bijv. "koekje eten?"). Uitgangspunt voor de ontwikkeling van SNEL was dat de taalontwikkeling in fasen verloopt en kan worden beschreven op basis van (universele) mijlpalen; alsmede dat op basis van vertraging in de verwerving van dergelijke mijlpalen mogelijke taalproblemen gesignaleerd kunnen worden.

Voor de ontwikkeling van de SNEL is de normale taalontwikkeling is in kaart gebracht op basis van een steekproef van 527 kinderen uit verschillende delen (noord, oost, zuid, en west) van Nederland op basis van de vragenlijst van deze 26 vragen. Een schaalanalyse van deze vragenlijst op basis van de assumpties van het Mokkenmodel resulteerde uiteindelijk in een schaal bestaande uit 14 vragen over mijlpalen in de taalontwikkeling, te weten SNEL. Deze 14 vragen waren volgens de schaalanalyse goed schaalbaar (H=0.95) en discrimineerden goed tussen verschillende fasen in de taalontwikkeling. Tevens gaven deze vragen een interne betrouwbaarheid van 0.96. Voor de validatie van SNEL is geverifieerd of de uitkomsten van SNEL overeen kwamen met de uitkomsten van een uitgebreide taaltest (Schlichtingtest voor Taalproductie), op basis van 84 kinderen uit de steekproef. Daarnaast is ook bij ouders/verzorgers van 14 kinderen met een taalstoornis uit een klinische populatie de Schlichtingtest voor Taalproductie en de vragenlijst van SNEL afgenomen. Uit de resultaten bleek dat de samenhang tussen SNEL en de uitgebreide taaltest voor taalproductie goed was, dat de sensitiviteit en specificiteit van SNEL voor het 10e percentiel respectievelijk 0.94 en 0.83 waren, en dat de accuraatheid om taalproblemen op te sporen 0.94 was.

SNEL-Vragen

  1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van 2 woorden? (bijv. “jas aan”, “papa boek”)
  2. Kan uw kind 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen (bijv. “Waar zit je neus?”
  3. Zegt uw kind in totaal ongeveer 10 woordjes?
  4. Begrijpt uw kind zinnetjes van 3 woorden (bijv. “op de stoel”, “in de tuin”)
  5. Kan uw kind twee woordjes combineren zoals “papa boek” of “kijk poes”?
  6. Kan uw kind zinnetjes van 3 woorden maken? (bijv. “popje muts ophebben”, “auto in garage”)
  7. Zet uw kind 3 tot 4 woorden achter elkaar? (bijv. “ik koekje wil hebben”, “wij gaan ook zingen”)
  8. Kunt u ongeveer de helft van uw kind verstaan?
  9. Vertelt uw kind weleens spontaan een verhaaltje? (bijv. over wat uw kind die dag heeft gedaan)
  10. Kan uw kind een verhaaltje navertellen bij een aantal plaatjes?
  11. Kunt u ongeveer driekwart van uw kind verstaan?
  12. Maakt uw kind ook heel lange zinnen? (bijv. “Als ik later groot ben, dan wil ik graag kok worden.”)
  13. Kunt u bijna alles van uw kind verstaan?
  14. Praat uw kind als een volwassene qua taalgebruik, vindt u?

Ja = 1 Nee = 0

Tabel: Leeftijd en SNELscore op het 10e percentiel

Leeftijd (maanden) SNELscore* op het 10e percentiel
12-17 0
18-19 1
20-21 2
22-24 3
25-26 4
27-29 5
30-32 6
33-36 7
37-41 8
42-46 9
47-54 10
55-64 11
65-82 12
*Snelscore is gebaseerd op het aantal mijlpalen in de taalontwikkeling dat beheerst wordt (zie ook SNEL-vragen). Als dit minder is dan het aantal op het 10e percentiel is er mogelijk een taalachterstand/afwijking. Op het 10e percentiel is twijfel en boven het 10e percentiel is in orde.

De volgende mijlpalen moeten dan minimaal behaald zijn op de volgende leeftijden:

Leeftijdsgroep Mijlpalen die minimaal behaald moeten zijn
Op leeftijd van 2 jaar (=24 maanden)

- Begrip opdrachtjes van 2 woorden

1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van 2 woorden? (bijv. “jas aan”, “papa boek”)

- Aanwijzen van lichaamsdelen

2. Kan uw kind 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen (bijv. “Waar zit je neus?”

- Productie van ongeveer 10 woordjes

3. Zegt uw kind in totaal ongeveer 10 woordjes?

Op leeftijd van 2 jaar en 6 maanden (=30 maanden)

- Begrip opdrachtjes van 2 woorden

1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van 2 woorden? (bijv. “jas aan”, “papa boek”)

- Aanwijzen van lichaamsdelen

2. Kan uw kind 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen (bijv. “Waar zit je neus?”

- Productie van ongeveer 10 woordjes

3. Zegt uw kind in totaal ongeveer 10 woordjes?

- Begrip zinnetjes van 3 woorden

4. Begrijpt uw kind zinnetjes van 3 woorden (bijv. “op de stoel”, “in de tuin”)

- Productie 2-woordzinnetje

5. Kan uw kind twee woordjes combineren zoals “papa boek” of “kijk poes”?

Op leeftijd van 3 jaar (=36 maanden)

- Begrip opdrachtjes van 2 woorden

1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van 2 woorden? (bijv. “jas aan”, “papa boek”)

- Aanwijzen van lichaamsdelen

2. Kan uw kind 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen (bijv. “Waar zit je neus?”

- Productie van ongeveer 10 woordjes

3. Zegt uw kind in totaal ongeveer 10 woordjes?

- Begrip zinnetjes van 3 woorden

4. Begrijpt uw kind zinnetjes van 3 woorden (bijv. “op de stoel”, “in de tuin”)

- Productie 2-woordzinnetje

5. Kan uw kind twee woordjes combineren zoals “papa boek” of “kijk poes”?

- Productie 3-woordzinnetje

6. Kan uw kind zinnetjes van 3 woorden maken? (bijv. “popje muts opheb- ben”, “auto in garage”)

- Productie 3 tot 4 woordzin

7. Zet uw kind 3 tot 4 woorden achter elkaar? (bijv. “ik koekje wil hebben”, “wij gaan ook zingen”)

Op leeftijd van 6 jaar (=72 maanden)

- Begrip opdrachtjes van 2 woorden

1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van 2 woorden? (bijv. “jas aan”, “papa boek”)

- Aanwijzen van lichaamsdelen

2. Kan uw kind 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen (bijv. “Waar zit je neus?”

- Productie van ongeveer 10 woordjes

3. Zegt uw kind in totaal ongeveer 10 woordjes?

- Begrip zinnetjes van 3 woorden

4. Begrijpt uw kind zinnetjes van 3 woorden (bijv. “op de stoel”, “in de tuin”)

- Productie 2-woordzinnetje

5. Kan uw kind twee woordjes combineren zoals “papa boek” of “kijk poes”?

- Productie 3-woordzinnetje

6. Kan uw kind zinnetjes van 3 woorden maken? (bijv. “popje muts opheb- ben”, “auto in garage”)

- Productie 3 tot 4 woordzin

7. Zet uw kind 3 tot 4 woorden achter elkaar? (bijv. “ik koekje wil hebben”, “wij gaan ook zingen”)

- Verstaanbaarheid

8. Kunt u ongeveer de helft van uw kind verstaan?

- Spontaan een verhaaltje vertellen
9. Vertelt uw kind weleens spontaan een verhaaltje? (bijv. over wat uw kind die dag heeft gedaan)

- Verhaaltje navertellen bij een aantal plaatjes

10. Kan uw kind een verhaaltje navertellen bij een aantal plaatjes?
- Verstaanbaarheid

11. Kunt u ongeveer driekwart van uw kind verstaan?

-Samengestelde zinnen
12. Maakt uw kind ook heel lange zinnen? (bijv. “Als ik later groot ben, dan wil ik graag kok worden.”)


Pagina als PDF