Richtlijn: Begeleiding gezin bij overlijden kind (2009)

1. Rouwbegeleiding door de JGZ

Rouwbegeleiding is geen alledaagse taak van de JGZ-medewerker. De JGZ-medewerker wordt echter in haar werkzaamheden geconfronteerd met situaties waarin sprake is van overlijden van een kind. De JGZ-medewerker kan vanuit haar preventieve invalshoek hulp aanbieden. Deze begeleiding is met name gericht op ondersteuning/begeleiding van ouders in hun zorg naar andere en/of toekomstige kinderen in het gezin.
Begeleiding bij een verstoord verlopend rouwproces behoort niet tot de taken van de JGZ-medewerker. Het is de taak van de JGZ-medewerker om dit te signaleren en de ouders naar de juiste hulpverlening door te verwijzen.

Doelgroep

De doelgroep voor wie rouwbegeleiding door de JGZ-medewerker verleend wordt, bestaat uit de ouders van alle kinderen die tijdens de zwangerschap of op de leeftijd van 0–19 jaar zijn overleden. Echter indien het kind dat overleden is het eerste kind van ouders is, is er nog geen of beperkt contact met de JGZ geweest. Dit geldt met name voor de kinderen die tijdens de zwangerschap of op de dag van geboorte zijn overleden. De JGZ-medewerker neemt het initiatief om contact op te nemen met de ouders en van hen hangt af of eventuele begeleiding vanuit de JGZ gestart wordt. Het zal afhankelijk zijn van de omstandigheden en reeds aanwezige hulpverlening of ouders behoefte hebben aan begeleiding door de JGZ. Indien sprake is van andere kinderen in het gezin, is het noodzakelijk contact te leggen met ouders en met hen te overleggen of begeleiding wenselijk is voor de andere kinderen en/of de ouders. In deze situatie zal de JGZ-medewerker ook te maken krijgen met de contactmomenten van de andere kinderen.

In 2006 zijn 856 kinderen tijdens de zwangerschap en bevalling overleden. Het betrof hier 469 ‘eerste’ kinderen, 228 ‘tweede’ kinderen, 99 ‘derde’ kinderen en 60 ‘vierde e.v.’ kinderen. (Bron CBS 2008)

Statistische gegevens

Het overlijden van een kind kan op verschillende tijdstippen plaatsvinden. Het grootste deel van de overleden kinderen onder de vier jaar is overleden tijdens de zwangerschap of bij de geboorte na een zwangerschap van minimaal 24 weken (ongeveer 850 kinderen per jaar). In het eerste levensjaar overlijden ongeveer 820 kinderen per jaar, waarvan ongeveer 500 in de eerste levensweek. Tussen de 1 en 4 jaar overlijden ongeveer 170 kinderen per jaar. In totaal heeft de JGZ 0–4 jaar te maken met ongeveer 2000 overleden kinderen per jaar (CBS 2008). In de leeftijd van 4-19 jaar overlijden gemiddeld 450 kinderen per jaar. Waarbij er gemiddeld meer kinderen overlijden in de puberteit dan in de basisschoolleeftijd.

Aantal overleden kinderen tot en met 19 jaar naar leeftijd in 2006 (CBS 2008)
Gedurende zwangerschap (zwangerschapsduur minimaal 24 weken) 856
In het eerste levensjaar 820*
Van 1 tot 4–jarige leeftijd 168
Van 4 tot 19–jarige leeftijd 448

* 619 kinderen zijn in de eerste maand na hun geboorte overleden, waarvan 469 kinderen in de eerste week na hun geboorte en 250 kinderen op de dag van hun geboorte

Oorzaak overlijden
Oorzaak van overlijden tijdens de zwangerschap wordt verdeeld in:

  • Aandoeningen perinatale periode (757 kinderen). Hieronder vallen afwijkingen bij de moeder (70), afwijkingen door zwangerschaps- en baringscomplicaties (375), afwijkingen gerelateerd aan zwangerschapsduur en foetale groei (240), aandoeningen van ademhalingsstelsel (21) en overig (51)
  • Aangeboren afwijkingen: zenuwstelsel (16), hart en bloedvaten (11) en overig(69)
  • Overig (3)

In het eerste levensjaar worden de oorzaken verdeeld in:

  • Complicaties perinatale periode (406 kinderen)
  • Aangeboren afwijkingen (288)
  • Meningitis (1)
  • Wiegendood (11)
  • Ongevallen (9)
  • Overig (105)

In de leeftijd van 1 – 4 jaar zijn de oorzaken verdeeld in:

  • Aangeboren afwijkingen (19 kinderen)
  • Ongevallen (24), waarvan 9 verdrinkingen
  • Overig (125)

In de leeftijd van 4-19 jaar zijn de oorzaken verdeeld in:

  • Kanker (103 kinderen)
  • Ongevallen (116 kinderen)
  • Zelfdoding (51 kinderen)
  • Overig (178 kinderen)

Landelijk Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg

De taak van de JGZ-medewerker bij rouwbegeleiding is vanuit het Landelijk Basistakenpakket terug te zien bij de volgende productgroepen:

Productgroep 1: Signaleren en monitoring
In deze productgroep komt de gezinssamenstelling en de voorgeschiedenis ter sprake. Bij het eerste zuigelingenhuisbezoek in een gezin kan ter sprake komen dat er reeds 1 of meerdere kinderen in dit gezin geboren zijn, maar zijn overleden rond hun geboorte. Tevens betreft het ook de signalering van zorgwekkende situaties, zoals een verstoord verlopend rouwproces.

Productgroep 2: Inschatten zorgbehoefte
In deze productgroep komt het inschatten van de zorgbehoefte terug, met name het inschatten van de verhouding draaglast/draagkracht en het inschatten van de voorlichtingsbehoefte van de ouders. Beide zijn noodzakelijk om in te kunnen schatten hoe het vervolg van de zorg afgestemd wordt op het gezin waarin een kind is overleden.

Productgroep 3: Screeningen en vaccinaties
In deze productgroep komen de landelijk vastgestelde screeningen en vaccinaties terug, zowel de neonatale screening door middel van hielprik en gehoorscreening en het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) vallen onder deze productgroep. Bij kinderen die overleden zijn is het van groot belang dat er geen oproepen voor één van deze screeningen of van het RVP (meer) plaats vindt.

Productgroep 4: Voorlichting, informatie, advies en begeleiding
In deze productgroep komt de individuele voorlichting, informatie, advies en begeleiding aan de orde, waarbij deze is afgestemd op het individuele gezin in deze specifieke situatie. Deze voorlichting is enerzijds gericht op zorggerichte voorlichting in gezinnen waar een kind is overleden. Ouders krijgen in het kader van deze voorlichting informatie waar ze met hun vragen en behoeften terecht kunnen. Anderzijds, met name in het geval van andere kinderen in het gezin, zal er sprake zijn van ontwikkelingsondersteunende voorlichting die tot doel heeft de ouders te ondersteunen in de omgang van broertjes en zusjes met het verlies.

Productgroep 5:
In deze productgroep is sprake van het beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen. In het kader van rouwbegeleiding zal het om de volgende aspecten gaan:

  • emotionele ondersteuning en begeleiding door te luisteren naar het verhaal en ouders te ondersteunen in hun verdriet en het oppakken van het leven na het overlijden van hun kind.
  • het geven van informatie en voorlichting over bijvoorbeeld het omgaan met verlies en verdriet van andere kinderen en het gedrag dat deze kinderen kunnen vertonen.
  • signaleren en doorverwijzen indien er hulp vanuit andere instanties of lotgenoten noodzakelijk of gewenst is.

Productgroep 6:
Onder deze productgroep vallen de activiteiten die te maken hebben met ketenpartners rondom overleden kinderen. Er is geen sprake van een ‘groep overleden kinderen’ waarvoor een netwerk noodzakelijk is. Maar om de zorg rondom overleden kinderen zo goed mogelijk te kunnen verlenen zijn contacten met verloskundigen, verloskunde/ kraam/kinderafdelingen, kraamzorg, huisarts, kinderopvang/peuterspeelzalen en scholen van groot belang. Tevens is van belang dat binnen de JGZ bekend is hoe en naar wie doorverwezen kan worden in geval van een verstoord verlopend rouwproces. Een sociale kaart met verwijzingen naar andere hulpverleningsinstanties is hiervoor noodzakelijk.

Referenties


Pagina als PDF