Richtlijn: Begeleiding gezin bij overlijden kind (2009)

Rouw en rouwreacties

Met het verlies van je kind, verlies je de toekomst
Het overlijden van een kind is een zeer ingrijpende gebeurtenis voor ouders. Een kind hoort niet eerder te sterven dan zijn ouders. Een deel van de toekomst valt weg. Ouders vragen zich vaak af: ‘Waarom zou ik nog verder leven als mijn kind toch dood is, ik heb geen doel meer in het leven?’.

Gezinnen waarin een kind is overleden komen in een rouwproces terecht waarbij zoveel gevoelens losgemaakt worden dat het leven volkomen uit balans is. Alle gezinsleden zullen dit proces moeten doorlopen en een ieder doet dat op zijn eigen manier. Er zijn dan ook grote verschillen tussen rouwenden. Toch hebben rouwenden behoefte aan een bepaalde zekerheid over de duur en wat nog normaal is. Vaak voelen ze zich al in een uitzonderingspositie zitten en zoeken naar een bepaalde ‘structuur’ van rouwen. Helaas is die niet zomaar te geven, ook al zijn daar verschillende theorieën over uitgewerkt.

Rouwfasen (Kübler-Ross)

De psychiater Elisabeth Kübler-Ross heeft vijf fasen omschreven die de meeste mensen geheel of gedeeltelijk doorlopen:

  1. Ontkenning
  2. Woede
  3. Marchanderen
  4. Verdriet/depressie
  5. Aanvaarding

Fase 1. Ontkenning
Dit is een algemeen afweermechanisme. De rouwende ontkent de gebeurtenis. Dit gedrag geeft de rouwende de gelegenheid de waarheid gedoseerd tot zich te laten komen.

Fase 2. Woede
Als het overlijden niet meer ontkend kan worden volgt de fase van woede. In deze fase stelt men zich de vraag: ‘Waarom ik?’. Er komen gevoelens van woede, ergernis, afgunst en wrok.

Fase 3. Marchanderen
Als woede niet werkt, probeert men op alle mogelijke manieren onder de verschrikkelijke werkelijkheid uit te komen.

Fase 4. Verdriet/depressie
Als het verdriet niet langer te ontkennen is en woede en marchanderen niet hebben geholpen, treedt vaak depressie op. De rouwende voelt zich machteloos en sluit zich vaak af voor contact.

Fase 5. Aanvaarding
Het verdriet krijgt een plaats, de draad van het leven wordt weer opgepakt.

Bovenstaande fasen worden niet achter elkaar afgewerkt, waarbij de ene fase ‘afgesloten’ dient te zijn alvorens men in een volgende fase terechtkomt. De fasen lopen vaak door elkaar heen en kunnen ook in een later stadium weer terug komen.

Rouwtaken (Worden en Fiddelaers)

Tegenwoordig wordt ook veel de taken-theorie van psycholoog William Worden aangehaald. Worden heeft een theorie ontwikkeld waarin 4 rouwtaken worden beschreven.

  1. Het aanvaarden van het verlies
  2. Het verwerken van de pijn
  3. Het aanpassen van een leven waarin de overledene ontbreekt
  4. De overledene emotioneel een plaats geven en verder leven.

Nadruk wordt gelegd op een actief proces. De rouwtaken moeten voltooid worden anders kan dit verdere groei en ontwikkeling belemmeren. In de loop der jaren hebben verschillende personen deze theorie aangescherpt, waaronder Riet Fiddelaers. Zij heeft o.a. taak 0 toegevoegd: Opvoeden in leven en dood.

Taak 0: Opvoeden in leven en dood (R. Fiddelaers).
Kinderen van jongs af aan reeds leren met verlies en rouw om te gaan. Dit hoeft niet altijd direct met dood te maken te hebben, maar kan ook op andere vlakken relevant zijn. Het is belangrijk dat de ‘dood’ niet weggestopt wordt. De meeste kinderen krijgen te maken met een overlijden van een persoon in de familie of in de omgeving. Als ze niet de kans krijgen om te rouwen, dan komt dat later vaak op enig moment in hun leven terug.

Taak 1: Aanvaarden van het verlies.
Degene die rouwt moet doordrongen zijn/worden van het feit dat de overledene werkelijk dood is en nooit meer terugkomt. Men moet dan ook begrijpen wat er gebeurd is en hoe dit kon gebeuren. Als het mogelijk is, is afscheid nemen en de overledene nog een keer zien goed voor het aanvaarden van het verlies. Gevoel en verstand lopen in deze fase vaak langs elkaar. Verstandelijk weet men dat iemand dood is, maar dat ook daadwerkelijk zo voelen, is iets anders.

Taak 2: Verwerken van de pijn.
Verwerken van de pijn om het verlies gaat gepaard met veel emoties. Emoties van verschillende aard: verdriet, angst, opluchting, jaloezie, schuld, boosheid, machteloosheid etc. Sommige rouwenden voelen helemaal niets. Al deze emoties (of het gebrek eraan) zijn op zich normaal en horen bij het proces van het verwerken van de pijn. Pijn die erkend en verwerkt moet worden. Veel mensen hebben echter wel een mening hoe er omgegaan hoort te worden met emoties. Maar emoties laten zich daarin niet leiden.

Taak 3: Aanpassen aan een leven zonder de overledene.
Verder leven zonder de overledene. Een moeilijke taak omdat er zoveel momenten en gebeurtenissen zullen zijn die herinneringen opleveren aan de overledene, of momenten die ‘hadden kunnen’ zijn. Zeker bij (jong) overleden kinderen is dit het geval, zoals voor het eerst naar school gaan, naar de middelbare school, studeren, trouwen… 
De toekomst wordt nooit meer zoals het was. Niet dat er geen toekomst is, maar het is een toekomst zonder de overledene en die zal opnieuw ingevuld moeten worden. Een invulling die door de rouwenden zelf gegeven moet worden, waarbij het moeilijk kan zijn om het verleden los te laten.

Taak 4: De overledene emotioneel een plaats geven en verder leven.
Het zoeken naar een plek (letterlijk en figuurlijk) voor de overledene in je gezin. Hoe kan de herinnering levend gehouden worden en kan er toch verder geleefd worden zonder de overledene. Enerzijds is een plek voor de overledene als letterlijk te zien, een herinnering in de vorm van een sieraad, een plek in de kamer, een graf, etc. Maar daarnaast ook figuurlijk, de herinneringen die door de rouwenden met zich meegedragen worden, het voelen van contact met de overledene etc. Als deze ‘plek’ er is en er een emotionele plek is voor de overledene dan kan de rouwende opnieuw open staan voor liefde, vriendschap, een nieuwe zwangerschap etc.

Er wordt niet direct een tijdpad aan de bovenstaande taken gekoppeld. Tevens lopen de taken ook door elkaar heen. Het verwerken van de pijn loopt vaak parallel aan het aanpassen aan een leven zonder de overledene. Het leven gaat door, ook het leven in het gezin van de overledene. Zeker het ‘voltooien’ van de laatste taak kan jaren duren. Een rouwproces is niet zomaar te vangen in ‘zoveel’ maanden of jaren.

Rouwreacties

Vele emoties en reacties kunnen volgen op het overlijden van een dierbaar persoon van de rouwende. Er is een aantal veel voorkomende reacties, maar dit verschilt enorm per persoon. Ook de intensiteit van reacties kan sterk verschillen. Deze kan zeer intens zijn, maar het kan ook zijn dat rouwenden amper reageren op het verlies. Daarnaast kan er sprake zijn van zeer verschillende reacties in hetzelfde gezin, bijvoorbeeld tussen de vader en de moeder. Eigenlijk is alles in eerste instantie normaal, iedereen reageert op zijn eigen manier op een groot verlies. Dit laat zich niet inperken in ‘hoe het hoort’. De meest voorkomende reacties zijn:

  • Verdriet is de meest voorkomende reactie na een overlijden. Echter de één huilt continu, de ander doet dit in stilte.
  • Woede, boosheid, geïrriteerdheid. Weinig kunnen hebben van andere mensen in de omgeving. Maar ook boosheid op degene die een fout gemaakt heeft en daardoor de dood van de overledene heeft veroorzaakt, of niet heeft voorkomen.
  • Angst dat hetzelfde gebeurt met andere gezinsleden, angst voor de toekomst, angst voor de dood (dit zie je nogal eens bij kinderen in het gezin; angst dat zij zelf of hun ouders ook dood zullen gaan en dan….).
  • Schuldgevoelens als de rouwende zelf iets heeft nagelaten of direct schuldig was aan het overlijden. Maar ook ‘ had ik toch maar …. gedaan, dan hadden we daar nog fijne herinneringen aan gehad’.
  • Opluchting kan ook een reactie zijn, zeker als er een lang of zwaar ziekbed vooraf gegaan is aan het overlijden.
  • Dromen en nachtmerries die te maken hebben met de overledene. Dit kan als zowel prettig als beangstigend ervaren worden.
  • Gezondheidsproblemen ontstaan vaak doordat de algehele weerstand van de rouwende is afgenomen, maar ook door spanning en stress: hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, slaapproblemen, verminderde eetlust, het oplopen van een infectie.
  • Eenzaamheid komt bij veel rouwenden terug. Dit is met name het geval als mensen in de omgeving niet begrijpen hoe de rouwenden zich voelen. Dit kan aanwezig zijn ondanks steun uit de omgeving. Rouwenden voelen zich vaak niet begrepen in hoe zij zich precies voelen.
  • Concentratie- en geheugenproblemen komen regelmatig voor. Door de vele emoties, door alles wat op rouwenden afkomt, kan het zijn dat zij zich moeilijker kunnen concentreren. Rusteloosheid kan hieruit voortvloeien omdat rouwenden het moeilijk vinden zich te kunnen concentreren op iets.
  • Lusteloosheid komt ook regelmatig voor. Rouwenden kunnen het niet opbrengen om iets te doen, zich alleen al aan te kleden bijvoorbeeld. Ze zijn ook minder geïnteresseerd in alles wat in hun omgeving gebeurt.
  • Depressiviteit kan ontstaan door een combinatie van lusteloosheid, wanhoop, uitzichtloosheid en gedachten aan zelf dood willen; ‘het leven heeft geen zin meer’.

Verstoorde rouw

Bovenstaande rouwreacties worden zeker de eerste 3 tot 6 maanden als normale reacties op het verlies van een dierbaar persoon gezien. Echter als reacties blijven aanhouden zowel in duur als in een intensiteit, zodanig dat de rouwende zijn leven moeilijk invulling kan geven, dan is er mogelijk sprake van een verstoord rouwproces en is het van belang om door te verwijzen naar de juiste hulpverleners.

De volgende symptomen bij rouwenden kunnen wijzen op verstoorde rouw als ze na de eerste 3-6 maanden nog sterk aanwezig zijn:

  • De rouwende vindt het erg moeilijk om te praten over de overledene of wil er continue over praten.
  • De rouwende vertoont snel veranderende gemoedsstemmingen, met ook agressief gedrag dat blijft aanhouden of destructief wordt.
  • De rouwende vertoont angst met betrekking tot levende gezinsleden of de rouwende gaat fobisch gedrag vertonen.
  • Er is sprake van somatische klachten zoals hoofdpijn en maagpijn, die blijven aanhouden.
  • Er is sprake van slaapproblemen of nachtmerries die maanden aanhouden.
  • Er is sprake van eetproblemen: zowel overmatig eten als slecht eten.
  • Aanhoudend terugtrekgedrag: de rouwende isoleert zich van de omgeving.
  • Er is bij kinderen sprake van aanhoudende school- en leerproblemen.
  • De rouwende heeft aanhoudende schuldgevoelens en maakt zichzelf verwijten.
  • De rouwende vertoont risicogedrag, zelfdestructief gedrag of uit doodsverlangen.

Een verstoord rouwproces kan zich dus op verschillende vlakken voordoen: psychische problemen, lichamelijke klachten en praktische problemen. Bij het doorverwijzen van de rouwende is het van belang de behoefte van de ouders en/of de kinderen in het gezin goed in kaart te brengen. Vervolgens kan, in overleg met de huisarts, gekeken worden welke hulpverlener het beste aansluit bij de behoefte van de rouwende.

Kinderen en de dood

Kinderen reageren op een manier die in overeenstemming is met hun leeftijd en ontwikkelingsfase. Bij jonge kinderen is het denken en de taal nog niet volledig ontwikkeld. Zij begrijpen ‘dood’ niet en als ze dat wel kunnen, beseffen ze vaak de onomkeerbaarheid van het begrip nog niet. Wanneer jonge kinderen ermee worden geconfronteerd kunnen ze gewoon doorgaan met waar ze mee bezig waren. Ook kunnen ze vreselijk verdrietig zijn om hun huisdier dat dood gegaan is, en minder verdrietig om opa die overleden is.

Kinderen van 0 - 2 jaar weten nog niet wat ‘dood’ is. Zij merken wel veranderingen in hun omgeving. Hun basisveiligheid vervalt als de persoon die veel voor ze zorgt wegvalt of zelf ernstig van slag is. Deze zorg kan goed opgevangen worden door een ander. De baby’s zullen op een lichamelijke manier reageren; huilen, onrustig zijn of minder goed slapen. De kinderen die iets ouder zijn zullen meer reageren door bijvoorbeeld angstgevoelens en regressieverschijnselen.

Kinderen van 2 - 6 jaar leren het verschil kennen tussen leven en dood. De onomkeerbaarheid van dood beseffen ze nog niet. Dit heeft uitspraken tot gevolg als “de poes, pappa, opa of wie dan ook, is nu wel lang genoeg dood geweest. Kom nu maar weer terug, het is nu niet leuk meer”. Ze beschikken nog niet over het vermogen om hun gevoelens onder woorden te brengen. Dit kan bij hen angst opleveren dat zich in allerlei soorten gedrag uit; niet meer durven te slapen, niet willen dan hun moeder weggaat en hen alleen achterlaat op de peuterspeelzaal, etc. Ook bevinden de oudere kinderen in deze leeftijdscategorie zich in de magische fase. Dit houdt in dat zij realiteit en fantasie door elkaar halen.

Kinderen van 6 - 9 jaar begrijpen beter wat de dood inhoudt en beseffen vaak ook de onomkeerbaarheid ervan. Ze kunnen echter vaak nog maar moeilijk begrijpen wat het einde van het leven precies inhoudt en dat iedereen op een gegeven moment dood zal gaan. Ontkenning kan voorkomen, zich uitend in doen alsof er niets gebeurd is. De rouw wordt vooral door middel van spel geuit. De kinderen moeten vaak herhaaldelijk in een veilige en vertrouwde omgeving uitgenodigd worden om hun eigen verdriet omtrent verlies te uiten. Schuldgevoelens kunnen voorkomen, gevoed door de gedachte dat zij de dood op de een of andere manier veroorzaakt hebben, bijvoorbeeld door stout gedrag of boos te zijn geweest op de overledene.

Kinderen van 9 – 12 jaar beseffen de onomkeerbaarheid van de dood, maar ook de onvermijdelijkheid en het feit dat de dood universeel is. Waar de dood op jongere leeftijd doorgaans wordt toegeschreven aan externe oorzaken, beseffen deze kinderen dat er ook interne zaken kunnen zijn, zoals ouderdom of ziekte. Kinderen in deze leeftijdscategorie zijn minder afhankelijk, maar kunnen zich door de dood van een dierbare weer afhankelijker op gaan stellen. Met dit gedrag zoeken ze veiligheid en geborgenheid.

Kinderen van 12 – 18 jaar reageren meer zoals volwassenen. De rouw wordt echter doorkruist door problemen en gevoelens die de puberteit met zich meebrengt: de behoefte aan onafhankelijkheid, volwassen willen zijn, onzekerheid over de eigen identiteit, erbij willen horen en allerlei hevige emoties. Er kan behoefte bestaan zich afhankelijk op te stellen en geborgenheid en veiligheid te zoeken bij de achtergebleven gezinsleden. Dit kan echter bemoeilijkt worden door de behoefte onafhankelijk te zijn en de sociale verwachtingen die hen aanmoedigen om zich volwassen te gedragen. Een levenstaak van de pubertijd is identificatie ‘wie ben ik, wie mag ik worden’. Dit botst met het verwerken van verlies, dat is een geheel andere taak. Daarnaast kunnen schuldgevoelens bestaan over ruzies en conflicten met de ouder, of het broertje of zusje dat overleden is, maar ook over ruzies en conflicten met de achtergebleven ouder.


Pagina als PDF