Richtlijn: Pesten (2014)

Onderbouwing

Uitgangsvragen

  • Welke definitie van pesten bij kinderen van 0 tot 19 jaar kinderen wordt in de richtlijn gehanteerd? 
  • Wat zijn de vormen van pesten (individueel vs. groep, cyberpesten, etc.)? 
  • Wat is het verloop van pestgedrag in de tijd en per leeftijd?

Conclusies definitie en aspecten van pesten

NiveauConclusieLiteratuur
4 De volgende vormen van pesten worden onderscheiden: direct pesten (fysiek/verbaal), indirect pesten (relationeel) en cyberpesten (digitaal). D. Ontwikkelaars richtlijn
2 Het is aannemelijk dat in Nederland ongeveer 16 tot 27% van de kinderen wordt gepest. B. Analitis, 2009 B. Fekkes, 2005
2 Het is aannemelijk dat pesten het meest voorkomt op de leeftijd van 8 tot 11 jaar. In de leeftijd van 5 tot 7 en van 12 tot 19 komt pesten ook voor, maar minder vaak. B. Analitis, 2009 C. Finkelhor, 2009 B. Nansel, 2001 C/D. Olweus, 1994
2 Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat pesten in de samenleving toe- of afneemt. De prevalentie van pesten verschilt per studie, land en jaar. B. Nordhagen, 2005 B. Santalahti, 2008 B. Analitis, 2009
2 Het is aannemelijk dat direct pesten (fysiek en verbaal) meer voorkomt bij jongens en indirect pesten door roddelen of het manipuleren van vriendschappen evenveel bij jongens als bij meisjes. B. Card, 2008

 

Onderbouwing

Pesten is een vorm van agressief gedrag. Het feit dat sommige kinderen frequent en systematisch worden beledigd door andere kinderen of het doelwit van hun agressie zijn, is veel beschreven en veel volwassenen kennen persoonlijke ervaringen uit hun kindertijd. Toch is pas in 1970 voor het eerst een definitie van pesten beschreven, door Olweus (Olweus, 1994).

Definitie van Olweus:
‘A student is being bullied or victimized when he or she is exposed, repeatedly and over time, to negative actions on the part of one or more other students, and there should be an imbalance in strength (an asymmetric power relationship).
It is a negative action when someone intentionally inflicts, or attempts to inflict, injury of discomfort upon another.’
Een kind/jongere wordt gepest als hij of zij wordt blootgesteld, herhaaldelijk en voortdurend, aan negatieve acties door een of meerdere andere kinderen/jongeren uitgevoerd, waarbij er sprake moet zijn van een ongelijke balans in sterkte (een asymmetrische machtsverhouding).
Het is een negatieve actie als iemand opzettelijk letsel of ongerief aanbrengt of probeert aan te brengen bij de ander.

Een meer recente formulering van deze definitie luidt:

Kinderen worden gepest als ze door een of meer leeftijdsgenoten bewust en stelselmatig worden beschadigd door negatieve acties waarbij de macht ongelijk verdeeld is en het slachtoffer zich meestal niet kan verdedigen.

Negatieve acties kunnen bestaan uit fysiek contact of woorden zijn, maar behelzen ook het maken van obscene gebaren, roddelen of het bewust buiten de groep sluiten. Het verschil in macht betekent dat het kind dat gepest wordt zich niet goed kan verweren en enigszins hulpeloos is ten opzichte van de pester (Olweus, 1994).

Het gaat bij pesten dus om drie aspecten:

  1. Het is agressief gedrag of opzettelijk kwaad doen.
  2. Het gebeurt herhaaldelijk en voortdurend.
  3. Het gebeurt binnen een interpersoonlijke relatie, waarbij er sprake is van ongelijke macht.

Als vierde wordt vaak toegevoegd: pesten gebeurt meestal zonder voorafgaande provocatie.

Veel kinderen zijn niet actief betrokken bij pesten, maar zijn wel getuige van pestgedrag en hun reactie daarop is bepalend voor wat er gebeurt. Zij handelen zodanig dat pesten in stand wordt gehouden en niet wordt ontmoedigd. De volgende rollen van kinderen bij pesten worden beschreven (Salmivalli, 1999):

  • Leidende pesters (initiëren het pesten).
  • Assisterende pesters (pesten mee).
  • Bekrachtigers van het pesten (bekrachtigen door lachen, aanzetten tot pesten of gewoon door publiek te zijn).
  • Buitenstaanders (doen niet mee met het pesten, maar zien het aan en keuren het stilzwijgend goed). 
  • Verdedigers van de gepeste persoon (komen op voor de gepeste en proberen het pesten te stoppen).

De status en waardering die pesters krijgen binnen het groepsproces kunnen het pesten in stand houden. Deze rollen kunnen daarom ook onderdeel zijn van de oplossing voor pesten, door het stimuleren van minder buitenstaanders en meer versterkers (Kärnä et al., 2010; Huitsing et al., 2012a).

Twee vormen van pesten worden in de literatuur onderscheiden (Olweus, 1994)

1. Direct Pesten

Ook wel fysiek en verbaal pesten genoemd. Dit zijn openlijke aanvallen op het slachtoffer, zoals:

  • slaan;
  • schoppen;
  • uitschelden;
  • obscene gebaren maken;
  • seksueel getinte opmerkingen roepen;
  • discriminerende opmerking maken;
  • eigendommen afpakken of kwijt maken;
  • beschadigen van eigendommen;
  • uitlachen;
  • fysieke intimidatie (dreigen met geweld);
  • verbale intimidatie;
  • ‘grapjes’ met het slachtoffer uithalen.

2. Indirect Pesten

Ook wel relationeel of emotioneel pesten genoemd. Dit zijn aanvallen in de vorm van sociale isolatie, zoals:

  • bewust buiten de groep sluiten;
  • roddelen;
  • wegstaren;
  • negeren;
  • persoon voor schut zetten of beledigen;
  • persoon in de klas voortdurend afleiden (soms reageert het slachtoffer en krijgt daarvoor straf, tot vermaak van de daders);
  • afpersing (slachtoffer moet geld of goederen geven of klusjes doen);
  • voortdurend kritiek uitoefenen.

3. Cyberpesten

Dit wordt als aparte vorm beschouwd (Kiriakidis & Kavoura, 2010). Cyberpesten gebeurt via de computer of de (mobiele) telefoon, zoals:

  • negatieve berichten rondsturen over een persoon, per sms of e-mail;
  • seksueel getinte berichten of plaatjes sturen;
  • opbellen en lastig vallen;
  • kwetsende of bedreigende e-mails sturen;
  • bedreigingen of lastig vallen via chatprogramma’s;
  • beledigende pagina’s met foto’s, video’s of persoonlijke gegevens van het slachtoffer op internet plaatsen (bijvoorbeeld op YouTube);
  • op een forum of vrij bewerkbare pagina’s (zoals Wikipedia) beledigende of bedreigende informatie plaatsen.

Van cyberpesten zijn verschillende definities beschreven. In 2004 zijn de eerste internationale wetenschappelijke artikelen over cyberpesten verschenen. Kiriakidis stelde in zijn review op basis van de definities in de geïncludeerde artikelen de volgende definitie op (Kiriakidis & Kavoura, 2010):
Cyberbullying is the exposure, repeatedly and over time, to negative actions on the part of one or more other individuals. Negative actions are defined as: when someone intentionally inflicts, or attemps to inflict, injury or discomfort upon another through the medium of electronic text.
Cyberpesten is de blootstelling, herhaaldelijk en voortdurend, aan negatieve acties door een of meerdere andere personen. Negatieve acties worden gedefinieerd als: wanneer iemand opzettelijk letsel of ongerief aanbrengt of probeert aan te brengen bij de ander door middel van elektronische tekst of beeld.

Cyberpesten verschilt van traditioneel pesten. Het is vaak anoniem en de cyberpesters zien de emotionele reactie van het slachtoffer niet. Anonieme cyberpesters zijn moeilijk te identificeren en daardoor is de kans op straf voor hen klein, waardoor ze mogelijk meer en heftiger pesten. Bijna de helft van de cyberslachtoffers weet niet wie de pester is. Daarbij komt dat er weinig supervisie is op de elektronische communicatie, met name bij sms-/tekstberichten. En al is er goede supervisie, dan is het moeilijk om pesten te signaleren. Cyberpesten kan de hele dag doorgaan, ook bij het slachtoffer thuis, terwijl traditioneel pesten vaak (maar niet uitsluitend) gebonden is aan school (Kiriakidis & Kavoura, 2010). Het is belangrijk hier te vermelden dat cyberpesten een sterke overlap in prevalentie vertoond met traditioneel pesten (Salmivalli, 2011). Cyberpesten staat niet op zichzelf. Cyberslachtoffers zijn bijna altijd in de klas ook slachtoffer op een traditionele manier. Vaak ook van dezelfde leerlingen, omdat leerlingen op internet naar sites gaan, zoals Facebook of Twitter, of via een groep binnen WhatsApp, waar ze hun eigen pesters weer tegenkomen. De oplossing voor cyberpesten is dan ook vaak dezelfde als die voor traditioneel pesten.

Prevalentie van pesten

Een substantieel deel van de schoolgaande kinderen wordt gepest of pest zelf. Cijfers over de prevalentie van pesten lopen uiteen, doordat de gebruikte definities verschillen, de studieopzet wisselt en de gehanteerde meetinstrumenten niet overeenstemmen in de uitgevoerde studies. In Nederland komt uit verschillende studies naar voren dat 16 tot 27% van de kinderen wordt gepest (Analitis et al., 2009; Fekkes et al., 2005).
Een internationale cohortstudie in 11 Europese landen toont dat gemiddeld 20,6% van de kinderen van 8 tot 18 jaar last heeft van pesten. Dit percentage is onder de 1850 Nederlandse kinderen significant meer: 26,6% (OR 1,68 [1,38-2,01] )(Analitis et al., 2009). Fekkes toonde in zijn onderzoek onder 2766 Nederlandse kinderen in de leeftijd van 9 tot 11 jaar dat 16,2% regelmatig (een paar keer per maand of meer) werd gepest (Fekkes et al., 2005). Enkele studies hebben gekeken of de prevalentie door de jaren heen verschilt. In een Scandinavische studie werd onder kinderen van 2 tot 17 jaar een kleine stijging van de prevalentie van pesten geobserveerd, van 13,7% in 1984 naar 16,4% in 1996 (Nordhagen, Nielsen, Stigum & Kohler, 2005). Santalahti vond onder 8-jarige Finse kinderen echter een daling van het aantal kinderen dat pest of gepest werd in 1999 en opzichte van 1989 (Santalahti et al., 2008). Een deel van de kinderen pest én wordt gepest. Nansel observeerde onder 15.686 kinderen in de VS dat 29,9% betrokken was bij pesten: 13,0% als pester, 10,6 als gepeste en 6,3% als zowel pester als gepeste (Nansel et al., 2001).

Verschil in pestgedrag per leeftijd en per geslacht

De prevalentie van pesten neemt gedurende de basisschoolleeftijd toe, heeft een piek op de leeftijd van 8 tot 11 jaar en neemt vervolgens weer af gedurende de middelbareschoolleeftijd (Carlyle & Steinman, 2007; Finkelhor, Ormrod & Turner, 2009; Frisen, Holmqvist & Oscarsson, 2008).
Een cohortstudie in Nederland toonde de volgende prevalenties van pesten voor afzonderlijke leeftijdsgroepen: in de leeftijd van 8 tot 11 jaar werd 30,9% gepest, op 12- tot 15-jarige leeftijd 24,7% en op 16- tot 18-jarige leeftijd 22,4% (Analitis et al., 2009).
Finkelhor onderzocht onder 2030 kinderen uit de Verenigde Staten in de leeftijd van 2 tot 17 jaar het voorkomen van pesten. Hij toonde aan dat pesten niet continu met de leeftijd toeneemt. Fysiek pesten kwam het meeste voor in de leeftijdsgroep van 6 tot 9 jaar. Emotioneel pesten bereikt ook in de leeftijdsgroep van 6 tot 9 jaar het hoogste aantal, maar blijft even hoog in de leeftijd van 10 tot 13 jaar en neemt daarna af in de leeftijd van 14 tot 17 jaar. Wel werd opgemerkt dat het herkennen van pesten niet op alle leeftijden gelijk werd onderzocht en zelfgerapporteerd of oudergerapporteerd is, waardoor de resultaten beïnvloed kunnen zijn (Finkelhor et al., 2009). Onderzoek van Nansel bevestigt het patroon naar leeftijd (Nansel et al., 2001). Olweus liet ook zien dat op de leeftijd van 8 tot 10 jaar meer kinderen gepest worden. Echter dit verschil wordt niet gezien bij de pesters, omdat oudere kinderen geregeld jongere kinderen pesten (Olweus, 1994).
In meerdere onderzoeken is aangetoond dat meer jongens dan meisjes pesten of worden gepest, vooral op jonge leeftijd. Direct (fysiek) pesten komt meer voor bij jongens, indirect pesten door roddelen en het manipuleren van vriendschappen (o.a. buitensluiten of vriendinnen afpakken) komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes (Card et al., 2008).
Als aan kinderen/jongeren in de leeftijd van 8 tot 18 jaar wordt gevraagd naar de definitie van pesten, rapporteren jongere kinderen vaker direct pesten. Indirect pesten wordt meer door oudere kinderen en meisjes genoemd (Vaillancourt et al., 2008). Pesten bij 0- tot 4-jarigen wordt beschreven in hoofdstuk 5.

Overige overwegingen

  • Pesten kan gebeuren door één persoon of door een groep. Ook het doelwit kan één persoon of een groep zijn. Op school is het slachtoffer vaak één persoon, die door twee of drie personen gepest wordt.
  • Pesten kan ook discriminerend van aard zijn, gericht op kinderen met een andere culturele achtergrond. Daarnaast kunnen de specifieke normen en waarden van etnische groepen een rol spelen, bijvoorbeeld doordat gehoorzaamheid, gezag en roddelen meer prominent zijn dan in de Nederlandse cultuur. De invloed van cultuur verdient extra aandacht vanuit de JGZ.
  • Pesten komt in milde tot ernstige vormen voor. In studies wordt de frequentie vaak onderverdeeld in: nooit, slechts één of twee keer, twee of drie keer per maand, één keer per week en meerdere keren per week, waarbij de duur niet wordt vermeld.
  • Sommige vormen van pesten zijn dermate excessief (strafbaar/crimineel), bijvoorbeeld ernstig lichamelijk geweld of vernieling, dat moet worden overwogen om externe instanties (zoals Bureau Halt of de politie) in te schakelen.
  • Pesten komt veel voor op de leeftijd van 8 tot 11 jaar. Het is daarom wenselijk dat er in deze leeftijdsfase structureel contactmomenten zijn van de JGZ om bij deze leeftijdsgroep extra alert te kunnen zijn op het signaleren van pesten. Bij voorkeur aan het begin van deze periode, dus rond het 8e jaar, zodat vroegtijdig kan worden ingegrepen als de groepsrollen nog niet vast liggen.
  • Salmivalli beschrijft de rollen van kinderen bij pesten (zie tekst bovenin). De expertgroep vult hier op aan dat er ook kinderen zijn die niet meedoen aan het pesten, maar het ook niet stilzwijgend goedkeuren. Dit zijn bijvoorbeeld kinderen die niets durven te doen, niet bij machte zijn iets te doen of niet doorhebben dat er gepest wordt.
  • Op basis van de literatuur en aanvullingen van experts zijn de ontwikkelaars van deze richtlijn gekomen tot een definitie van pesten, die gehanteerd wordt in de richtlijn.

Referenties


Pagina als PDF