Richtlijn: Pesten (2014)

2. Gevolgen van pesten-Aanbevelingen

Om pesten te kunnen opsporen is het van belang om de belangrijkste lichamelijke, emotionele en sociale gevolgen te kennen. Daarnaast kan kennis over de korte- en langetermijngevolgen van belang zijn bij het adviseren, doorverwijzen en motiveren van ouders en kinderen die betrokken zijn bij pestgedrag. In dit hoofdstuk worden de gevolgen van pesten beschreven die in de literatuur naar voren komen of die bekend zijn bij de experts. Vervolgens worden ze beoordeeld op hun bruikbaarheid in de JGZ. Daarnaast wordt gekeken of er specifieke gevolgen bekend zijn voor verschillende leeftijdsgroepen.

Aanbevelingen

  1. De JGZ-medewerker moet doorvragen of het kind wordt gepest dan wel een pester is bij de aanwezigheid van psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn, buikpijn, bedplassen, rugpijn, slechte eetlust en slaapproblemen. 
  2. Bij signalering van internaliserende klachten zoals depressie, angst en teruggetrokkenheid moet de JGZ-medewerker doorvragen of het kind gepest wordt.
  3. Bij signalering van gepest worden op middelbare schoolleeftijd moet de JGZ-medewerker nagaan in hoeverre er ook sprake is van suïcidegedachten. Voorbeelden van indirecte vragen naar suïcidegedachten zijn: welk rapportcijfer geef je aan je leven, ben je somber of alleen, is er iets wat je dwarszit, is er iets waar je veel over nadenkt? Dit kan ook uit de SDQ-vragenlijst naar voren komen, bijvoorbeeld bij het item ‘Ik ben vaak ongelukkig, in de put of in tranen’.
  4. Bij aanwezigheid van suïcidegedachten dient de JGZ-medewerker na te gaan of gepest worden of pesten een onderliggende oorzaak is.

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF