Richtlijn: Ouder-kindrelatie (2021)
Verantwoording
Bij de ontwikkeling van de richtlijn werd gestart met een systematisch literatuuronderzoek. Gevonden artikelen werden vervolgens beoordeeld op relevantie en methodologische kwaliteit. Overige overwegingen om tot de aanbevelingen te komen waren onder meer de ervaring van de leden van de werkgroep en klankbordgroep en de toepasbaarheid in de JGZ-praktijk. Dit proces wordt hieronder beschreven.
Systematische zoekacties
Om op een gestructureerde manier bewijs te verzamelen zijn de uitgangsvragen waarvoor bewijs uit de literatuur moet worden verzameld omgevormd tot PICO uitgangsvragen (Heneghan, 2006). Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende expliciet gemaakt: P = problem, I = intervention, C = comparison, O = outcome. De volgende PICO-uitgangsvragen zijn gehanteerd als basis voor het literatuuronderzoek:
PICO 1:
Beschrijf de vraag volgens de PICO-systematiek |
Welke (gevalideerde) instrumenten en strategieën kunnen JGZ- professionals gebruiken om de ouder-kindrelatie ter sprake te brengen en een eventuele verstoring te signaleren? Problem: Er zijn verschillende instrumenten en strategieën om de ouder-kindrelatie ter sprake bij de contactmomenten in de JGZ. |
Wat is het domein van het probleem? | Prognose |
Welke typen onderzoek zijn geschikt voor deze vraagstelling? | Observationeel onderzoek, systematische reviews |
Formuleer de inclusiecriteria voor studies | Leeftijd: 0-18 jaar Taal: Nederlands, Engels Publicatie jaar: studies verschenen in de afgelopen 10 jaar (en aanvullende studies includeren via sneeuwbal effect) |
Formuleer de exclusiecriteria | Geen |
Formuleer de zoektermen om de PICO-vraag te beantwoorden | (insecure, disturbed) Parent-child relations Assessment Parent report Instrument Questionnaires Screening Risk factor |
Welke databestanden worden geraadpleegd? | PsychInfo Web of Science Pubmed Cochrane Collaboration |
PICO 2:
Beschrijf de vraag volgens de PICO-systematiek |
Met welke strategieën kunnen JGZ professionals de interactie tussen jeugdigen met hun ouders of omgeving inzichtelijk/bespreekbaar maken? Problem: Er zijn verschillende strategieën waarmee JGZ professionals de interactie tussen jeugdigen met hun ouders of omgeving in beeld brengen en bespreekbaar maken |
Wat is het domein van het probleem? | Diagnose |
Welke typen onderzoek zijn geschikt voor deze vraagstelling? | Observationeel onderzoek, systematische reviews |
Formuleer de inclusiecriteria voor studies | Leeftijd: 0-18 jaar Taal: Nederlands, Engels Publicatie jaar: studies verschenen in de afgelopen 10 jaar (en aanvullende studies includeren via sneeuwbal effect) |
Formuleer de exclusiecriteria | Geen |
Formuleer de zoektermen om de PICO-vraag te beantwoorden | Dyadic Parent-child relations Parent-Child Interaction Observation parent-child interaction Assessment Parent report |
Welke databestanden worden geraadpleegd? | PsychInfo Web of Science Pubmed Cochrane Collaboration |
PICO 3:
Beschrijf de vraag volgens de PICO-systematiek |
Welke effectieve interventies zijn bruikbaar in de JGZ om ouders en jeugdigen te ondersteunen bij een verstoorde ouder-kindrelatie? Problem: Er zijn verschillende interventies om ouders en jeugdigen te ondersteunen bij een verstoorde ouder-kindrelatie. Welke is bruikbaar in de JGZ? |
Wat is het domein van het probleem? | Diagnose |
Welke typen onderzoek zijn geschikt voor deze vraagstelling? | Observationeel onderzoek, systematische reviews |
Formuleer de inclusiecriteria voor studies | Leeftijd: 0-18 jaar Taal: Nederlands, Engels Publicatie jaar: studies verschenen in de afgelopen 10 jaar (en aanvullende studies includeren via sneeuwbal effect) |
Formuleer de exclusiecriteria | Geen |
Formuleer de zoektermen om de PICO-vraag te beantwoorden | Parenting intervention Attachment-based intervention Parent-child relationships; Positive parenting; Sensitive parenting; Video feedback |
Welke databestanden worden geraadpleegd? | PsychInfo Web of Science Pubmed Cochrane Collaboration |
De set van artikelen uit de systematische zoekactie is aangevuld met artikelen die via de ‘sneeuwbal methode’ gevonden zijn en met ‘grijze’ literatuur. Voor de effectiviteit van interventies is gebruik gemaakt van de databank Effectieve jeugdinterventie van het NJi en het thema-dossier ‘hechting’ van het NCJ.
Graderen van bewijs
Na selectie van de meest relevante literatuur werden de artikelen volgens de GRADE-systematiek beoordeeld op methodologische kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs (hoog, laag, zeer laag), waarbij afwaardering nodig kan zijn vanwege een hoog risico op vertekening, inconsistentie, ‘indirectheid’ of onnauwkeurigheid. Opwaardering vindt plaats bij een groot effect, een dosis-respons relatie en als alle plausibele ‘confounding’ een effect zou kunnen reduceren of een tegenovergesteld effect zou kunnen produceren. De conclusies in deze richtlijn zijn vervolgens getrokken op basis van alle relevante studies samen (‘body of evidence’), waarbij volgens de GRADE-systematiek de minst krachtige studie het bewijsniveau bepaald.
GRADE-methode
GRADE is een methode die voor interventievragen per uitkomstmaat een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte (Guyatt, 2008). Een belangrijk verschil tussen GRADE en andere beoordelingssystemen (bijvoorbeeld het niveau I-IV systeem of A1-D systeem) is dat GRADE niet alleen kijkt naar het studie-design maar ook andere factoren overweegt die de kwaliteit van bewijs bepalen. Voor vragen over risicofactoren, waarde van signaleringsinstrumenten, etiologie of prognose kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. Omdat dit in preventieve richtlijnen de meeste vragen zich op dat laatste terrein bevinden kan de GRADE-methode meestal niet als zodanig toegepast worden, wel wordt de GRADE-systematiek gehanteerd.
Indeling van de kwaliteit van bewijs of mate van zekerheid ten aanzien van de effectgrootte voor een uitkomstmaat volgens GRADE:
Mate van zekerheid effectgrootte | Omschrijving |
Groot | Het werkelijke effect ligt dicht in de buurt van de schatting van het effect |
Matig | Het werkelijke effect ligt waarschijnlijk dicht bij de schatting van het effect, maar er is een mogelijkheid dat het hier substantieel van afwijkt. |
Laag | Het werkelijke effect kan substantieel verschillend zijn van de schatting van het effect |
Zeer laag | Het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van de schatting van het effect. |
De kwaliteit van bewijs of mate van zekerheid ten aanzien van de effectgrootte wordt bepaald op basis van de volgende criteria:
Type bewijs | RCT start in de categorie ‘hoog’. Observationele studie start in de categorie ‘laag’. Alle overige studietypen starten in de categorie ‘zeer laag’. |
|
Afwaarderen | ‘Risk of bias’ | − 1 Ernstig − 2 Zeer ernstig |
Inconsistentie | − 1 Ernstig − 2 Zeer ernstig |
|
Indirect bewijs | − 1 Ernstig − 2 Zeer ernstig |
|
Onnauwkeurigheid | − 1 Ernstig − 2 Zeer ernstig |
|
Publicatiebias | − 1 Waarschijnlijk − 2 Zeer waarschijnlijk |
|
Opwaarderen | Groot effect | + 1 Groot + 2 Zeer groot |
Dosis-respons relatie | + 1 Bewijs voor gradiënt | |
Alle plausibele confounding | + 1 zou een effect kunnen reduceren + 1 zou een tegengesteld effect kunnen suggereren terwijl de resultaten geen effect laten zien |
Van bewijs naar aanbevelingen
De aanbevelingen in deze richtlijn geven antwoord op de uitgangsvragen en zijn zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. Voor het formuleren van aanbevelingen zijn naast de kracht van het wetenschappelijk bewijs andere aspecten van belang, waaronder de ervaring van de leden van de werkgroep en klankbordgroep, voorkeuren van jongeren en ouders, kosten, beschikbaarheid, randvoorwaarden of organisatorische aspecten. Dergelijke afwegingen worden opgenomen in de paragraaf ‘overige overwegingen’. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Een lage bewijskracht van de conclusies in het systematische literatuuronderzoek sluit een sterke aanbeveling daarom niet uit, en bij een hoge bewijskracht zijn ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met de overige overwegingen.
Tijdens de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is expliciet gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
Kennislacunes
- De samenhang tussen het geven van borstvoeding en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie is gecompliceerd, onderzoeksresultaten geven een wisselend beeld.
- Er zijn in de literatuur geen geschikte instrumenten gevonden waarmee de JGZ professional verstoring van de gehechtheidsrelatie betrouwbaar kan signaleren.
Belangenverstrengeling
Geen gemeld.