Richtlijn: Ouder-kindrelatie (2021)

Overwegingen

Het belang van samenwerken

In de eerste duizend dagen van een kind (van conceptie tot twee jaar) wordt de basis gelegd voor de lichamelijk, emotionele en psychische gezondheid van een kind. De eerste twee jaar van de kindertijd zijn van grote invloed op het gedrag, het leervermogen, de gezondheid en het welzijn van mensen op latere leeftijd. De afgelopen jaren neemt de kennis over en de aandacht voor het belang van deze periode toe. Het actieprogramma Kansrijke Start richt zich op de eerste duizend dagen van kinderen, met name van kinderen die geboren worden in een kwetsbare situatie. In dit actieprogramma worden onder andere de volgende doelen gesteld:

  • Beter problemen (ook niet-medische) signaleren bij (aanstaande) kwetsbare gezinnen;
  • Eerder de juiste hulp voor meer aanstaande kwetsbare ouders;
  • Zorgen dat meer kwetsbare ouders toegerust zijn voor het ouderschap en de opvoeding.

Om deze doelen te bereiken is integrale samenwerking nodig tussen alle betrokken professionals, en dat gaat verder dan medische zorg en ondersteuning. Zorg en ondersteuning zijn vaak pas effectief als omgevingsfactoren (sociaal, maatschappelijke stressoren), ouderfactoren (medisch, psychisch en sociaal) en kindfactoren (medisch en psychisch) tegelijkertijd worden aangegrepen.

Betrokkenen

Kenmerkend voor de JGZ professional is zijn/haar integrale visie, dat wil zeggen: de JGZ professional kijkt niet alleen naar lichamelijke, psychische en sociale aspecten van het kind, maar ook naar het sociale en fysieke leefmilieu van het kind. De JGZ werkt samen met andere professionals die betrokken zijn bij het kind en/of zijn leefomgeving, bijvoorbeeld de curatieve gezondheidszorg, het sociale wijkteam, de jeugdhulpverlening en het onderwijs. De volgende professionals, organisaties, hulpverleners en vrijwilligers kunnen betrokken zijn bij de signalering, begeleiding, diagnostisering en behandeling rond het thema ouder-kindrelatie.

(Para)medische zorg
(Para)medici kunnen vanuit hun contacten met ouders en jeugdigen een rol spelen in het signaleren van aanwezige risico- en beschermende factoren en (vermoedens van) problemen in de ouder-kindrelatie, en kunnen deze met ouders bespreken en in samenspraak met ouders en jeugdigen de te nemen vervolgstappen bepalen.

  • Het JGZ-team versterkt en ondersteunt ouders bij het opbouwen en onderhouden van een gezonde relatie met hun kind. Dit zijn: de jeugdarts, de verpleegkundig specialist, de jeugdverpleegkundige en de doktersassistent. Tevens kunnen er bijvoorbeeld werkzaam zijn: gedragswetenschapper, (ortho)pedagoog of pedagogisch medewerker, opvoedadviseur, logopedist en soms voorlichters eigen taal en cultuur.
  • De huisarts/praktijkondersteuner huisarts (POH): biedt laagdrempelige, generalistische zorg en fungeert als een eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over gezondheid en ziekte. Vanuit hun positie als gezinsarts kunnen huisartsen optreden bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Ook rondom (v)echtscheiding en schoolverzuim is samenwerking met de huisarts gewenst. Onderzoek heeft laten zien dat zowel ouders met opvoedproblemen als jongeren met psychosociale problemen aankloppen bij de huisarts (Speetjens, et al., 2009).
  • De gynaecoloog: biedt medische zorg vóór, tijdens en na de zwangerschap.
  • De verloskundig zorgverlener: biedt begeleiding vóór, tijdens en na de zwangerschap.
  • De kraamverzorgende: biedt begeleiding, verzorging en advisering aan moeder, pasgeborene en eventueel aan gezinsleden.
  • De kinderarts: biedt medische zorg aan jeugdigen 0-18 jaar.

Hulpverlening
Hulpverleners kunnen vanuit hun contacten met ouders en jeugdigen een rol spelen in het signaleren van aanwezige risico- en beschermende factoren en (vermoedens van) problemen in de ouder-kindrelatie, en kunnen deze met ouders bespreken en in samenspraak met ouders en jeugdigen de te nemen vervolgstappen bepalen.

  • Jeugd-GGZ: biedt onderzoek en behandeling bij (vermoedens van) gedragsproblemen, ernstige problemen in de ouder-kindrelatie of hechtingsstoornis bij jeugdigen van 0-18 jaar.
  • Infant Mental health specialisten (IMH): zelfstandige beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg voor nul tot driejarigen vanuit een multi-theoretische en multimediale optiek werkzaam binnen een multidisciplinaire context. De IMH specialist werkt op het gebied van de psychische hulpverlening en preventie bij complexe en/of acute somatische en psychische stoornissen en problemen in de gezondheidszorg van nul tot driejarigen, en bij problematische interacties, met name waar deze belangrijke risico’s voor de patiënt en/of zijn gezin en/of leefsysteem impliceren.
  • IMH-consulent: dit zijn professionals die vanuit diverse vakgebieden die in het veld van de jeugdzorg werkzaam zijn. Te denken valt aan jeugdverpleegkundigen, spv-ers, logopedisten, orthopedagogen en medewerkers uit een wijkteam. Het signaleren van mogelijke verstoringen in de ontwikkeling en/of ouder-kind relatie staat steeds centraal.
  • POP poli/medisch maatschappelijk werk: biedt onderzoek en behandeling bij sociale en psychiatrische problematiek volwassenen.
  • Jeugdzorg: biedt gespecialiseerde hulp bij opgroei- en opvoedproblemen voor kinderen, jongeren en hun ouders.
  • Zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking: biedt informatie, advies, onderzoek en begeleiding aan kinderen met een licht verstandelijke beperking en hun ouders.
  • Integrale Vroeghulp: biedt informatie, advies, onderzoek en begeleiding aan kinderen die problemen ondervinden in hun ontwikkeling en hun ouders.
  • Sociale wijkteams: De lokale invulling door gemeente en organisaties verschilt, daardoor kan de doelstelling en functie van het wijkteam ook variëren. Vanuit een integrale aanpak wordt gekeken wat er nodig is voor zorg en ondersteuning voor een bewoner in de wijk. Bij problemen in de ouder-kindrelatie kan een medewerker van het wijkteam het gezin of de jeugdige begeleiding aanbieden en, als de ouders dat willen, zo nodig verwijzen naar specialistische hulp in de vorm van ambulante begeleiding of een interventie. Daarbij wordt altijd gekeken naar wat gezinnen zelf kunnen en waar hulp nodig is.
  • Veilig Thuis: biedt advies en ondersteuning bij en is meldpunt voor (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • PSHi team: PsychoSociale Hulpverlening bij ingrijpende gebeurtenissen.
  • Pleegzorg: biedt voorlichting, voorbereiding en ondersteunt pleegouders bij de pleegzorg, onderhoudt contact met het pleegkind en de ouders, met de jeugdbeschermer en andere instanties die mogelijk betrokken zijn.
  • Adoptiebegeleiding: biedt voorlichting, voorbereiding en nazorg op het gebied van adoptie.
  • Zelfstandige psychologen en orthopedagogen: bieden onderzoek en behandeling bij (vermoedens van) gedragsproblemen, problemen in de ouder-kindrelatie, problematische gehechtheid of hechtingsstoornis bij jeugdigen van 0-18 jaar. Kunnen hierbij aanwezige belemmerende - en beschermende factoren signaleren, (vermoedens van) problemen in de ouder-kindrelatie signaleren, deze met ouders bespreken en in samenspraak met ouders de te nemen vervolgstappen bepalen.
  • Algemeen maatschappelijk werk: biedt begeleiding bij schuldhulpverlening, relatieproblemen, huisvestingsproblemen, werk en inkomen.

Onderwijs en kinderopvang
Ook professionals en organisaties rond onderwijs en kinderopvang kunnen betrokken zijn, bijvoorbeeld omdat zij risicofactoren of (vermoedens van) problemen in de ouder-kindrelatie signaleren:

  • Voorschoolse voorzieningen, zoals medewerkers van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf;
  • Onderwijs, zoals leerkrachten en intern begeleiders.
  • Schoolmaatschappelijk werk: biedt coördinatie en afstemming van hulpverlening in en rondom school.

Informele zorg
Hieronder vallen bijvoorbeeld familie, vrienden, buren en vrijwilligers bij bijvoorbeeld sportclubs en welzijnsorganisaties.

Uitwisseling van informatie en gegevens

Iedere professional die zorg biedt aan cliënten heeft een beroepsgeheim op grond van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG; Art. 88) en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO; Art. 7.457 BW). Deze ‘zwijgplicht’ verplicht de professional om geen informatie over de cliënt aan derden te verstrekken, tenzij de cliënt hem daarvoor toestemming geeft. Met toestemming van de jeugdige en/of ouders (afhankelijk van de leeftijd) mag altijd ter zake overlegd worden door de betrokken professional met relevante andere, externe professionals. Daarbij is het belangrijk dat de jeugdprofessional de jeugdige en de ouders vooraf goed informeert, zodat voor hen duidelijk is waar zij toestemming voor geven. Dat wil niet zeggen dat gegevensuitwisseling met andere professionals alleen maar mogelijk is als de jeugdige en/of ouders (afhankelijk van de leeftijd) expliciet toestemming geven. Bij het beroepsgeheim gaat het om geheimhouding waar mogelijk, en zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig.

Bij de afweging om privacygevoelige informatie zonder toestemming uit te wisselen met andere professionals is het van belang de volgende vragen te beantwoorden:

  • Welk doel moet bereikt worden met het geven van de informatie?
  • Kan dit doel ook bereikt worden zonder de informatie te verstrekken?
  • Is echt al het nodige geprobeerd om toch toestemming te verkrijgen van de gezinsleden?
  • Weegt het gevaar of ernstig nadeel bij een van de gezinsleden (een of meer jeugdigen) wel op tegen het belang dat een ander gezinslid bij geheimhouding heeft?
  • Wie heeft de informatie echt nodig om het gevaar of het ernstige nadeel voor het gezinslid af te wenden? Welke informatie heeft die professional echt nodig?

Het NCJ heeft voor JGZ professionals een ‘Juridische Toolkit’ ontwikkeld, deze bevat veel informatie over het omgaan met privacy in de jeugdgezondheidszorg.


Pagina als PDF