De leeftijd waarop ouders beginnen met de zindelijkheidstraining is niet voor alle culturen dezelfde [114][159]. De tijdsinvestering die ouders aan de training willen of kunnen geven speelt hierbij een grote rol. Wereldwijd blijkt echter in alle culturen 90% van de kinderen bij 4 jaar zindelijk te zijn voor feces. Toch zijn er meer verschillen tussen bevolkingsgroepen: bij hetzelfde eetpatroon komt obstipatie meer voor bij blanke kinderen dan bij negroïde kinderen in de Verenigde Staten [169]. In het onderzoek onder Amsterdamse schoolkinderen was in groep 7 de prevalentie lager voor Marokkaanse en Turkse kinderen (respectievelijk 2,3% en 2,2%) dan voor Nederlandse kinderen (3,5%) [168]. Over de oorzaken van deze verschillen is weinig bekend. In hoeverre hierbij bijvoorbeeld sprake is van een taboe om incontinentie te melden is onbekend. Evenmin is bekend of het eetpatroon van Turkse en Marokkaanse kinderen, dat meer vet en meer suikers bevat, minder leidt tot obstipatie dan de Nederlandse eetgewoonten. Een andere mogelijkheid voor het verschil zou kunnen liggen in frequentieverschillen van ontlasting tussen verschillende bevolkingsgroepen.
In de JGZ moet juist ook bij kinderen van een andere etnische afkomst worden nagegaan of er onzindelijkheid voor feces bestaat en hoe de zindelijkheidstraining tot dan toe is verlopen. Bij afwijkingen in het defecatiepatroon moet van jongs af aan worden geadviseerd, behandeld of verwezen worden om het ontstaan van onzindelijkheid zoveel mogelijk te voorkomen.