Richtlijn: Hartafwijkingen (2017)

4. Onderzoeksmomenten - aanbevelingen

In dit thema wordt ingegaan op de aanbevolen momenten waarop JGZ-professionals kinderen dienen te onderzoeken om hartafwijkingen te kunnen signaleren. De JGZ werkt steeds minder volgens een vast schema van contactmomenten. Vanuit de gedachte ‘meer waar nodig, minder waar het kan’ is momenteel in de JGZ veel aandacht voor de flexibilisering van de contactmomenten met ouders en kinderen. De JGZ-professional stelt dan (in principe in overleg met de ouder/jongere) vast wanneer en op welke wijze het volgende contactmoment zal plaatsvinden.

Aanbevelingen

● De volgende contactmomenten worden aanbevolen (met een aanbevolen, minimum en maximum leeftijd) voor de opsporing van aangeboren hartafwijkingen. Op deze leeftijden wordt een anamnese afgenomen en wordt het kind ontkleed onderzocht (zie thema 5 en bijlage 2):

  • 14 (10-18) dagen na geboorte huisbezoek door jeugdverpleegkundige
  • 4 (3-5) weken door jeugdarts1

Hierna dient het kind in de leeftijdsperiode tot 14 (13-15) maanden nog drie keer onderzocht te worden door de jeugdarts, waarbij wordt gezorgd dat de onderzoeken niet allemaal in de eerste 6 maanden plaatsvinden. In de leeftijdsperiode 1-4 jaar wordt, als de jeugdarts lichamelijk onderzoek verricht, ook auscultatie verricht. Naast deze contactmomenten is het mogelijk om op indicatie van de jeugdarts of jeugdverpleegkundige en in overleg met de ouders extra contactmomenten af te spreken.

  • ‘nieuwkomers’2 in JGZ: binnen 3 (2-4) maanden door jeugdarts voor specifiek het lichamelijke onderzoek

● De volgende contactmomenten wordt aanbevolen voor aandacht voor de risicofactoren voor hart- en vaatziekten, door middel van anamnese en/of een persoonlijke (digitale) vragenlijst:

  • Ten minste eenmaal in de periode 4-12 jaar. Hierbij wordt gevraagd naar doorgemaakte ziektes sinds het laatste contact met de JGZ en naar het voorkomen van syncope/wegrakingen.
  • Ten minste eenmaal in de periode 12-18 jaar. Hierbij wordt gevraagd naar doorgemaakte ziektes sinds het laatste contact met de JGZ, naar het voorkomen van syncope/wegrakingen, en kan worden gevraagd naar de familieanamnese (specifiek op hart- en vaatziekten en plotseling overlijden van 1e en 2e graads familieleden).

1 Daar waar ‘jeugdarts’ staat, kan ook ‘verpleegkundig specialist’ worden gelezen. De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.
2 ‘Nieuwkomers’ zijn jeugdigen die pas op latere leeftijd voor het eerst door de JGZ worden onderzocht. Dit kan diverse oorzaken hebben, zoals adoptie, een vlucht uit het eigen land of immigratie om andere redenen.

Uitgangsvragen van dit thema

  • Wat is de maximale termijn waarbinnen de JGZ een kind na geboorte onderzocht moet hebben om hartafwijkingen te signaleren?
  • Wanneer (frequentie en leeftijd) dient de JGZ kinderen te onderzoeken om hartafwijkingen te kunnen signaleren?

Deze uitgangsvragen zijn beantwoord op basis van een beperkt literatuuronderzoek en de mening van experts.

Lees hier verder voor de onderbouwing van dit thema.


Pagina als PDF