Richtlijn: Lengtegroei (2019)

4. Verwijzen bij afwijkende lengtegroei - aanbevelingen

In dit hoofdstuk worden de criteria voor verwijzing bij een kleine en grote lengte uitgesplitst naar leeftijdsgroepen beschreven.

De eindverantwoordelijkheid voor een eventuele verwijzing ligt bij de jeugdarts of verpleegkundig specialist. Niet elk consult wordt uitgevoerd door een jeugdarts of verpleegkundig specialist. Om die reden dienen de jeugdverpleegkundigen en (dokters)assistenten met de jeugdarts of verpleegkundig specialist te overleggen bij een afwijkende lengtegroei (indien dit nog niet eerder is gebeurd). De jeugdarts of verpleegkundig specialist bepaalt vervolgens aan de hand van het groeipatroon, de anamnese, het lichamelijk onderzoek (uit te voeren door de jeugdarts of verpleegkundig specialist) en de verwijscriteria voor kleine of grote lengte of verwijzing geïndiceerd is. De jeugdarts of verpleegkundig specialist mag rechtstreeks naar de kinderarts verwijzen. Dit zal steeds in goed overleg met de huisarts dienen te gebeuren met een kopie van de verwijsbrief en de bijbehorende groeicurve en de verschillende meetpunten van een kind voor de beoordeling. Hiervoor zullen lokale afspraken gemaakt moeten worden.

Als de jeugdarts of verpleegkundig specialist wordt geconfronteerd met een kind met een ongewoon groeipatroon (bijvoorbeeld een forse afbuiging van de groei), waarbij de lengte echter nog in het normale bereik is (wat bijvoorbeeld kan voorkomen bij lange ouders), wordt aanbevolen om laagdrempelig contact op te nemen met een kinderarts/huisarts. 

Aanbevelingen

  • Het verdient aanbeveling de volgende verwijscriteria te hanteren bij een afwijkende lengtegroei.

Kleine lengte of trage groei

Zie ook het beslisschema bij deze verwijscriteria.

Verwijzen bij een leeftijd tussen 0 en 3 jaar als sprake is van:

  • Een extreem kleine lengte (< -3 SDS) EN het geboortegewicht ≥ 2500 gram is. Zie groeidiagram.
  • Herhaaldelijk een zeer kleine lengte (< -2,5 SDS) EN het geboortegewicht ≥ 2500 gram is. Met herhaaldelijk wordt hier bedoeld dat na een half jaar, maar uiterlijk binnen een jaar een tweede lengtemeting moet zijn. Als hierbij óók een zeer kleine lengte wordt gevonden, dient verwezen te worden.

Verwijzen bij een leeftijd tussen 3 en 10 jaar als sprake is van:

  • Een zeer kleine lengte (< -2,5 SDS)
  • Kleine lengte (< -2 SDS) EN één of meer van de onderstaande punten:
  1. Geboortegewicht en/of -lengte < -2 SDS voor zwangerschapsduur
  2. Huidige lengte-SDS ligt > 1,6 SDS onder de target height (TH)
  3. Afbuigende lengtegroei (> 1 SDS). Onafhankelijk van de lengte op dat moment en onafhankelijk van de tijdsduur, afbuiging kan dus verlopen over minder dan een jaar of meerdere jaren.
  • Lengte tussen -2 SDS  en -1 SDS EN de huidige lengte-SDS ligt > 2 SDS onder de target height (TH) (dat wil zeggen: lengte-SDS minus TH-SDS is < -2).
  • Lengte >=-2 SDS  en afbuiging tussen -1 < en >=-2 SDS en Lengte SDS – target height SDS ligt meer dan 1 SDS onder de target height (TH), herhaal dan de lengtemeting na 6 maanden. Verwijs bij een verdere afbuiging van 0,5 SDS. 
  • Lengteafbuiging van > 2 SDS. Onafhankelijk van de lengte op dat moment en onafhankelijk van de tijdsduur, afbuiging kan dus verlopen over minder dan een jaar of meerdere jaren.

Verwijzen bij een leeftijd tussen 10 en 18 jaar als er sprake is van:

  • Een zeer kleine lengte (< -2,5 SDS).

Grote lengte of snelle groei

Zie ook het beslisschema bij deze verwijscriteria.

Verwijzen bij een leeftijd tussen 0 en 3 jaar als sprake is van:

  • Een extreem grote lengte (> +3 SDS). De lengte-SDS van +3 staat momenteel niet in het groeidiagram aangegeven en dient zelf te worden geëxtrapoleerd. Binnen het DD JGZ is het mogelijk om deze lijn toe te voegen aan het groeidiagram.
  • Herhaaldelijk een zeer grote lengte (>+2,5 SDS). Met herhaaldelijk wordt hier bedoeld dat na een halfjaar, maar uiterlijk binnen een jaar een tweede lengtemeting moet zijn. Als hierbij óók een zeer grote lengte wordt gevonden, dient verwezen te worden.
  • Een lengte >+1 SDS en <+2,5 SDS in combinatie met duidelijke andere symptomen die samenhangen met aandoeningen die gepaard gaan met een grote lengte. Met name achterstanden in de ontwikkeling, gedragsproblemen en macrocefalie (groot hoofd).

Verwijzen bij een leeftijd tussen 3 en 10 jaar als sprake is van:

  • Een zeer grote lengte (> +2,5 SDS)
  • Er is sprake van een groeiversnelling van > 2 SDS (onafhankelijk van de tijdsduur, toename kan dus verlopen over minder dan een jaar of meerdere jaren).
  • Een grote lengte (>+2 SDS) EN de huidige lengte-SDS ligt > 2 SDS boven de target height (TH), (dat wil zeggen: lengte-SDS min TH-SDS is > +2).
  • Een lengte tussen +1 SDS en +2 SDS in combinatie met duidelijke symptomen die samenhangen met aandoeningen die gepaard gaan met een grote lengte, met name achterstand in motorische en/of spraak/taal achterstand, gedragsproblemen en macrocefalie. Het is ook van groot belang om de puberteitskenmerken te onderzoeken, want pubertas praecox is een van de meest voorkomende oorzaken van groeiversnelling van kinderen

Verwijzen bij een leeftijd tussen 10 en 18 jaar als sprake is van:

  • Een zeer grote lengte (> +2,5 SDS)
  • Een grote lengte (> +2 SDS) in combinatie met een laat beginnende puberteitsontwikkeling en/of een traag voortschrijdende puberteitsontwikkeling. Bij meisjes wanneer er op de leeftijd van 13 jaar geen borstgroei is opgetreden of op de leeftijd van 15* jaar geen menarche. Bij jongens wanneer er op de leeftijd van 14 jaar geen testisgroei is opgetreden (Noordam, Rotteveel & Schroor, 2010). Zie de JGZ-richtlijn Seksuele Ontwikkeling voor meer informatie.
  • Bij ongerustheid over de verwachte eindlengte, kan een lange adolescent worden verwezen als de puberteit nog niet is voltooid bij een lengte van 170 cm (meisje) of 185 cm (jongen).

* In de JGZ-richtlijn Seksuele Ontwikkeling is het verwijscriterium rondom menarche gesteld op 16 jaar. Echter, de werkgroep is van mening dat 16 jaar te laat is, omdat vrijwel alle meisjes dan al een menarche hebben (P100). Om deze reden is in deze richtlijn het verwijscriterium gesteld op 15 jaar (P97).

Overige aanbevelingen

  • Indien er ongerustheid is over de lengte van het kind bij de professional, ouder(s) of bij het kind zelf en er wordt (nog) niet voldaan aan de verwijscriteria, kan er een herhaalmeting gedaan te worden.
  • Het is wenselijk dat tijdens het consult de lengtemeting wordt weergegeven op het groeidiagram, zodat de JGZ professional kan controleren of de lengte correct is gemeten. Als deze afwijkt op het groeidiagram of afwijkt van het groeipatroon van het kind is er mogelijk  sprake van een mogelijke meetfout. De lengtemeting dient dan herhaald te worden, idealiter nog tijdens hetzelfde consult, of anders binnen korte tijd na de mogelijk incorrecte meting.
  • De groeicurve van een kind dient in zijn geheel te worden beoordeeld, en niet alleen van punt naar punt.
  • Kinderen waarvan één of beide ouders in het buitenland zijn geboren zijn gemiddeld genomen kleiner dan kinderen waarvan beide ouders in Nederland zijn geboren. Als een kind van met een migratieachtergrond meer dan twee standaarddeviaties afwijkt ten opzichte van het gemiddelde van de curve (> +2 of < -2 SDS), verdient het aanbeveling om de groei af te zetten tegen het etnisch-specifieke groeidiagram (zie www.tno.nl/groei en https://growthanalyser.org/ of de WHO groeidiagrammen (0-5 jaar: http://www.who.int/childgrowth/standards/height_for_age/en/, 5-19 jaar: http://www.who.int/growthref/who2007_height_for_age/en/) en de verwijscriteria hierop toe te passen.
  • Ook huisartsen en kinderartsen dienen op de hoogte gebracht te worden van de inhoud van deze richtlijn.
  • Het verdient aanbeveling om bij een verwijzing de groeigegevens uit het Digitale Dossier JGZ door te sturen naar de zorgverlener waarnaar is verwezen.
  • Het verdient aanbeveling om op grond van deze richtlijn voor de JGZ sluitende afspraken te maken over de verwijzing en uitwisseling van gegevens met de andere zorgverleners die betrokken zijn bij het kind met een afwijkende lengtegroei om tot een uniform beleid te komen.  Belangrijk is dat als een jeugdarts of verpleegkundig specialist rechtstreeks verwijst naar een kinderarts, de jeugdarts of verpleegkundig specialist ervoor zorgt dat ook de huisarts een kopie van de verwijzing krijgt. De zorgcoördinatie tussen de verschillende zorgprofessionals zoals kinder-, jeugd- en huisartsen bij verwijzing van een kind met een afwijkende lengtegroei dient goed op elkaar afgestemd te worden.
  • Het verdient aanbeveling om gegevens (de groei-gerelateerde aandoening, door welke zorgverlener vastgesteld, datum diagnose, aanvullende groeigegevens met data) van andere zorgverleners die betrokken zijn bij het kind met een afwijkende lengtegroei in het DD JGZ te plaatsen.
  • Het is belangrijk om bij de communicatie over de lengtegroei en evt. verwijzing aan te sluiten bij de mening over de lengtegroei van ouders en/of jongeren zelf. Het verdient aanbeveling om niet de term ‘afwijkende lengtegroei’ bij ouders en/of jongeren te introduceren, omdat sommige ouders en jongeren hiervan schrikken. Er kan aangegeven worden dat het kind kleiner/groter is dan verwacht op basis van het groeidiagram en de lengte van de ouders.

Bekijk de onderbouwing van dit thema, of lees verder in Thema 5 over begeleiding.


Pagina als PDF