Stap 3 Leeftijdsspecifieke signalen en symptomen uitvragen
Na de brede anamnese stelt de JGZ-professional vast of er een verhoogde kans op een psychische aandoening en/of (psychosociale) problemen aanwezig is. Wanneer dit het geval is vraagt de JGZ-professional de leeftijdsspecifieke signalen en symptomen van een depressie uit. Het onderkennen van depressieve klachten is lastig, doordat jeugdigen niet geneigd zijn om over symptomen te praten, terwijl de jeugdige wel de belangrijkste informatiebron is en in alle gevallen bevraagd dient te worden. [13][18] Het beste is kind èn ouder èn school / kinderopvang of andere ketenpartners te bevragen over de problemen en signalen. [87] Bij ouders blijkt vaak onderrapportage plaats te vinden, bij jeugdigen vindt juist een overrapportage van problemen plaats. Andere potentiële ondervraagden (leraren, broertjes en zusjes en groepsgenoten) rapporteren vergelijkbaar met de ouders, behalve echte vertrouwelingen, die vaak vergelijkbaar met de onderzochte jeugdige rapporteren. [18]
Na het uitvragen van de leeftijdsspecifieke signalen en symptomen wordt vastgesteld of er sprake is van een vermoeden op depressie of een blijvend verhoogd risico op psychische problemen of de aanwezigheid van andere (psychosociale) problemen.
Bij een blijvend verhoogd risico op psychische problemen of de aanwezigheid van andere (psychosociale) problemen is het een taak van de JGZ-professional om de situatie te blijven monitoren (zie ook de sectie ‘Begeleiden en behandelen’) en bij andere problematiek indien nodig een ander traject in gang te zetten.