9 Bijlage 1 Brede Anamnese

JGZ richtlijn Depressie (2016)

Depressie

Opzet brede anamnese voor het signaleren van risico- en beschermende factoren van een depressie

Voor de brede anamnese is gebruik gemaakt van verschillende bronnen: Opvoedingsondersteuning kaart 2 beslisschema Deze linkt opent in een nieuw tabblad van het NCJ, de JGZ-richtlijn Psychosociale problemen Deze linkt opent in een nieuw tabblad, het Balansmodel Deze linkt opent in een nieuw tabblad en het Kompas kinder- en jeugdpsychiatrie ([63]).

Vragen die bruikbaar kunnen zijn bij een brede anamnese.

1.Vraag naar bezorgdheid/ervaren probleem/last en de gevolgen voor de ouder of de jeugdige: 
“Kun je er meer over vertellen?”

  1. wat gebeurt er; 
  2. op welke momenten; 
  3. hoe vaak; 
  4. hoelang duurt het; 
  5. de ernst ervan; 
  6. wat zijn de gevolgen? 
                     

2. Wat is er vooral veranderd?
    Omschrijf de jeugdige / jezelf eens voor die tijd.

3. Aanleiding?

  1. sinds wanneer is het; 
  2. was er een aanleiding; 
  3. zou het ergens mee te maken kunnen hebben denk je?
     

4. Spelen er ook nog andere klachten?

  1. bijzonderheden wat betreft gezondheid, ontwikkeling welbevinden; 
  2. hoe is het met het eten, gewicht, inslapen, doorslapen, overdag uitgerust;
  3. voorgeschiedenis Heb je dit eerder gehad;
  4. gebruik van medicatie;  
  5. gebruik genotmiddelen?

    (Raadpleeg ook het JGZ-dossier) 
 

5. Gezinssituatie 

  1. hoe ziet jullie gezin eruit (bij wie woon je);
  2. hoe gaat het thuis met de verschillende gezinsleden;
  3. relatie met verschillende gezinsleden;
  4. verzorging en opvoeding;
  5. bijzonderheden;
  6. veranderingen?          (zie ook vraag 9 ‘stressvolle omstandigheden’)
     

6. Hoe gaat het op school?

  1. wat vind je van school; 
  2. wat vind je leuk om te doen;
  3. wat vind je minder leuk aan school;
  4. hoe zijn de resultaten; 
  5. concentratie;
  6. wie zijn je vrienden; 
  7. wordt er gepest op school / in de klas; word je wel eens gepest, of pest je zelf?
     

7. Vrije tijd

  1. wat vind je leuk om te doen;
  2. heb je vaste bezigheden; 
  3. hoeveel tijd besteed je er aan;
  4. spreek je af met vrienden?
     

8. Stemming

  1. hoe is je stemming in het algemeen (vrolijk, ongelukkig, verdrietig);
  2. is er sprake van angst, zenuwachtigheid of gepieker;
  3. is er iets veranderd daarin de laatste tijd?
     

9. Stressvolle omstandigheden / ingrijpende gebeurtenissen
Jongere – gezin – school – omgeving
Zijn er de afgelopen twee jaar ingrijpende gebeurtenissen geweest in jullie gezin?
Het gaat om gebeurtenissen die je gebruikelijke leven kunnen veranderen
En welke invloed heeft dat op jou en/of jullie gezin? ( “niet zorgelijk”   of   “zorgelijk”)

  1. zorgen over een familielid of geliefd persoon, of het overlijden ervan;
  2. langdurige ziekte van een gezinslid;
  3. ongeval(len);
  4. slachtoffer geweld of criminaliteit;
  5. conflicten of ruzies binnen of buiten het gezin;
  6. echtscheiding of langdurige afwezigheid gezinslid;
  7. uitbreiding gezin door stiefouder en/of stiefkind(eren);
  8. problemen met andere kinderen in het gezin;
  9. problemen met wonen, verhuizing of migratie;
  10. problemen met school;
  11. problemen met werk of werkeloosheid;
  12. problemen met geld of inkomen;
  13. problemen met drank of verslaving;
  14. psychische problemen van vader of moeder of ander gezinslid;
  15. vlucht naar Nederland.

 

10. Welke eigenschappen van de jeugdige, gezin en/of omgevingsfactoren zijn juist helpend of steunend? (beschermende factoren) 

  1. wat zijn sterke kanten van jezelf; waar ben je trots op; 
  2. wat zeggen ouders / vrienden daarover;
  3. wat is plezierig aan jouw (thuis)situatie; wat gaat goed;
  4. wat helpt jou, als het minder goed met je gaat?
     

11. Sociaal netwerk van het gezin / de jeugdige
van wie heb je steun? (ouders – gezin – familie – vrienden – school)

Wanneer er sprake is van een migrantenachtergrond denk aan vragen zoals:

a. hoe zouden mensen in je (ouders) land van herkomst je klachten verklaren?
b. hoe zouden mensen in je (ouders) land van herkomst met deze klachten omgaan?
c. voel je je door je naasten begrepen?

12. Praat je over je ervaren probleem met anderen? 
     ouders, familie, vrienden, school, medewerkers kinderopvang
     Wat merken anderen ervan, wat zeggen ze erover? 

13. Wat heb je zelf mogelijk al geprobeerd om het probleem op te lossen?

  1. heb je informatie (online) opgezocht; welke informatie heb je gevonden; had je daar wat aan; zo ja, wat;
  2. heb je dingen uitgeprobeerd om het probleem op te lossen; wat was het effect; ben je daar tevreden over;
        zo nee, heb je ideeën over wat mogelijk nog wel zou kunnen werken?
     

14. Heb je om (online) hulp gevraagd aan anderen? 

  1. aan wie (sociaal netwerk en/of professional);
  2. heb je hulp gekregen; 
  3. zo ja van wie, en wat heeft het je opgeleverd; 
  4. zijn er al dingen veranderd?
     

15. Informatie opvragen bij anderen die het kind of de jongere goed kennen  (ouders, kinderopvang, school, zorgteams etc)
Toestemming aan jeugdige en/ouders vragen om informatie met anderen te bespreken. 

16. Noodzaak voor een vervolg 

  • zou je hulp willen en zo ja van wie en hoe?

Na de afname van de brede anamnese wordt een voorlopige samenvatting en conclusie opgesteld. Eveneens worden gezamenlijke afspraken tussen de JGZ-professional, de jeugdige/ouders en/of met ketenpartners over het vervolg gemaakt.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback