Deze richtlijn richt zich op de preventie, het adequaat signaleren, en de behandeling van slaapproblemen in de JGZ en tijdige en adequate signalering en verwijzing wanneer er sprake is van een slaapstoornis. Echter, de grens tussen een slaapprobleem en een slaapstoornis is moeilijk scherp te definiëren.
Beter is een spectrum voor te stellen waarbij een gezonde, niet problematische slaap en normaal functioneren overdag aan het ene eind van het spectrum te vinden is en slaapstoornissen aan de andere kant van het spectrum. Ergens daartussenin zijn slaapproblemen te plaatsen die, als zij in ernst, frequentie en/of duur toenemen, over kunnen gaan in een slaapstoornis.
Een uitgebreide omschrijving van verschillende slaapstoornissen is beschreven in de internationale classificatie van slaapstoornissen (ICSD-3)[11] en in de diagnostische en statistische handleiding van mentale stoornissen (DSM-5).[12] Voor de JGZ professional is het belangrijk op de hoogte te zijn van de verschillende slaapstoornissen om deze te kunnen herkennen, maar het is niet de taak van de JGZ om deze stoornissen te diagnosticeren. In de sectie Signalering en beoordelen van slaapproblemen is daarom een overzicht te vinden van de meest voorkomende slaapstoornissen.
Naast de klinische diagnose van slaapstoornissen worden slaapproblemen bij jonge kinderen vaak gedefinieerd aan de hand van de problemen die ouders ervaren met het (niet-)slapen van hun kind. Er worden in de internationale literatuur twee typen slaapproblemen onderscheiden; het inslaapassociatie type en het type waarbij ouders moeite hebben met het stellen van grenzen.[13]
Bij het inslaapassociatie type heeft het kind bepaalde problematische of veeleisende omstandigheden nodig voordat het in slaap kan vallen. Bij het andere type kan de ouder onvoldoende grenzen stellen als het kind het slapen probeert uit te stellen of naar bed weigert te gaan. In deze definitie van slaapproblemen wordt echter geen rekening gehouden met andere slaapproblemen die bij kinderen kunnen voorkomen, zoals nachtmerries, snurken, slaapwandelen, etc.
Beschrijvingen van slaapproblemen bij oudere kinderen en adolescenten zijn zeer divers en hangen vaak samen met de criteria die voor verschillende slaapstoornissen in de DSM-5 en de ICSD-3 worden gegeven.
Slaapproblemen kunnen aanhoudend of van voorbijgaande aard zijn. De meerderheid van de slaapproblemen is van tijdelijke aard en verdwijnt vanzelf na een aantal weken of maanden.[14] Ongeveer een kwart tot een derde van de slaapproblemen blijft bestaan.[15] Slaapproblemen zijn minder vaak persistent dan slaapstoornissen.[16]