Stap 4 Specifieke anamnese en desgewenst depressie specifiek signaleringsinstrument afnemen
Wanneer het vermoeden op depressieve klachten wordt bevestigd neemt de JGZ-professional de specifieke anamnese af, waarmee de ernst van psychische problematiek in het algemeen gewogen kan worden. [63] Vragen voor de JGZ- professional bij een specifieke anamnese:
1. Hoe afwijkend is het gedrag? Denk aan:
- Passend bij leeftijd en geslacht?
- Aanhoudend?
- Relatie met levensomstandigheden?
- (Sub)cultureel passend?
- Omvang (geïsoleerd symptoom is meestal minder ernstig dan een cluster)
- Soort probleem (niet elk probleem is uiting van psychische stoornis)
- Ernst en frequentie
- Gedragsverandering (iets wat altijd bestond is vaak minder ernstig dan iets wat plotseling is opgetreden)
- Situatie-specifiek?
2. Welke beperkingen geeft het? Denk aan:
- Lijdensdruk, oftewel de mate waarin de jeugdige er last van heeft
- Sociale beperkingen
- Verstoring van ontwikkeling
- Effect op anderen
3. Let op beschermende factoren. Deze kunnen niet weggestreept worden tegen de ernstfactoren, maar kunnen wel het succes van behandeling bevorderen:
- Biologisch (lichamelijke gezondheid)
- Cognitief (goede intelligentie; positieve interpretaties van zelf en omgeving)
- Probleemoplossingsvaardigheden (coping)
- Temperament (positieve grondstemming; goed in staat tot zelfregulering)
- Omgevingsfactoren (sociale steun)
Na de afname van de specifieke anamnese wordt een samenvatting en conclusie opgesteld. Eveneens worden gezamenlijke afspraken over het vervolg gemaakt.
Naast de specifieke anamnese kan de JGZ-professional desgewenst gebruik maken van een depressie specifiek screeningsinstrument, bijvoorbeeld de Child Depression Inventory (CDI) [88][99][98] of de Center for Epidemiological Studies – Depression Scale (CES-D). [91][82] Bij screening op depressie wordt aanbevolen altijd een of meer items over suïcide mee te nemen. De CDI geeft deze mogelijkheid. [18] Indien de CES-D wordt gebruikt kan, indien de jongere boven het klinische afkappunt scoort, in een gesprek gevraagd worden naar suïcidale gedachten of plannen.
In deze richtlijn wordt de afname van een depressie specifiek signaleringsinstrument niet bindend aanbevolen. De reden voor het inzetten van een signaleringsinstrument is dat onderzoek heeft aangetoond dat het klinisch oordeel met het gebruik van deze instrumenten verbeterd wordt, wat leidt tot betere verwijzingen. [103] Echter het inzetten van een specifiek signaleringsinstrument is niet altijd noodzakelijk, bijvoorbeeld als door de klinische blik voldoende bevestigd wordt dat er sprake is van een vermoeden van een depressie. In alle gevallen wordt het resultaat van het signaleringsinstrument gewogen in combinatie met de klinische blik, de specifieke anamnese en overige informatieverzameling uit de brede anamnese. Deze moeten samen leiden tot een inschatting van (het risico op) de depressieve klachten.
Een betrouwbaar en gevalideerd signaleringsinstrument is belangrijk. Echter, de effectiviteit van een signaleringsinstrument is niet alleen afhankelijk van de kwaliteit ervan, maar ook van de wijze waarop het instrument gebruikt wordt in een beoordelingsproces. [80] Een vertrouwensrelatie, het aangaan van een goede dialoog met de ouder en hen betrekken in de besluitvorming zijn van essentieel belang. Datzelfde geldt waar het gaat om een kind of een jongere. Jongeren willen ervaren dat zij gehoord, gerespecteerd en gewaardeerd worden. Dit geeft hen een gevoel van veiligheid en erbij horen, wat hun vermogen om te vertrouwen doet toenemen. [54][90] In de ‘Handreiking Verantwoord gebruik van vragenlijsten in de JGZ’ van het NCJ [90] wordt uitgebreid ingegaan op de gesprekvoering van de JGZ-professional met ouders, kinderen en jongeren rond het gebruik van screeningsinstrumenten.
Signaleren van depressie bij 0-4 jaar
Betrouwbare en valide screeningsinstrumenten voor depressie bij baby’s en peuters ontbreken vooralsnog. [92] Naast screeningsinstrumenten zijn er diagnostische instrumenten en methoden ontwikkeld om inzicht te krijgen in de psychologische ontwikkeling van baby’s en peuters. Daarbij is het van belang te weten dat de DSM-classificatie voor depressie minder geschikt is voor baby’s en jonge kinderen. Als alternatief is een nieuw classificatiesysteem ontwikkeld, de DC-0-3, voor 0 tot 3 jarigen. [102] Daarnaast zijn er drie type instrumenten voor baby’s en peuters. Er zijn observatie-gerelateerde instrumenten zoals de Functional Emotional Assessment Scale (FEAS) [85], interview-gebaseerde instrumenten (met zorgfiguur) zoals het Working Model of the Child Interview (WMCI) [81] en zelfrapportage-instrumenten zoals de Kent Infant Development-Scale (KID-N). [95] Voor het gebruik van de instrumenten is een training vereist. De instrumenten worden alleen toegepast in de gespecialiseerde Jeugd-GGZ, echter het is belangrijk dat de JGZ-professional hier kennis van heeft. Van belang is dat de JGZ-professional zich realiseert dat classificaties in deze ontwikkelingsperiode voorbarig zijn, omdat het kind nog zo flexibel is. Jonge kinderen reageren wel vaker extreem, en lichte ondersteuning kan de ontwikkeling vaak weer in de goede richting helpen. Er is veelal nog geen sprake van ontwikkelingspsychopathologie. Classificaties en diagnostiek kunnen bij de ouders angst en onrust creëren, waar juist rust, ontvankelijkheid en emotionele beschikbaarheid belangrijk is. [92]