De prevalentie van kinderen met overgewicht is in Nederland in de periode 1980-1997 meer dan verdubbeld: in 1980 had 3 tot 5% van de 5- tot 11-jarige jongens overgewicht, in 1997 was dit 7 tot 12% [61]. Recente cijfers uit de ‘Vijfde Landelijke Groeistudie’ laten een verdere stijging van de prevalentie van overgewicht bij kinderen zien (figuur 2.2.a en 2.2.b)[190]. Bij jongens is het percentage met overgewicht inmiddels gestegen tot 13,3% en bij meisjes tot 14,9%. Ook is het percen- tage jongens en meisjes met obesitas sterk toegenomen. Bij jongens is de prevalentie gestegen van 0,3% in 1980 tot 0,9% in 1997 en 1,8% in 2009. Bij meisjes is een vergelijkbare trend te zien: 0,5% (1980), 1,6% (1997) en recent 2,2% (2009). Wel lijkt onder jongens tot 5 jaar geen verdere toename van overgewicht plaats te vinden, ook niet in de grote steden.
De prevalenties van overgewicht en obesitas variëren sterk binnen verschillende etnische groepen. Recente cijfers uit de ‘Vijfde Landelijke Groeistudie’ laten zien dat de prevalentie van overgewicht bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst meer is toegenomen dan in de Nederlandse populatie. Van de jongens van Turkse afkomst is het percentage met overgewicht gestegen van 23% in 1997 naar 33% in 2010 en bij meisjes van 30% naar 32% [190]. Ook obesitas komt vaker bij kinderen van Turkse afkomst voor (5% van de jongens en 7% van de meisjes) vergeleken met kinderen met een Nederlandse achtergrond (jongens 1,8%, meisjes 2,2%)[190]. Kinderen van Marokkaanse afkomst hebben eveneens vaker overgewicht en obesitas dan kinderen met een Nederlandse achtergrond. Van de jongens heeft 25,2% overgewicht en 6,0% obesitas en van de meisjes was dit 29,1% en 7,5% respectievelijk [190].
Prevalentie van overgewicht wereldwijd
Over de hele wereld is de prevalentie van overgewicht en obesitas fors gestegen bij zowel kinderen als volwassenen. Ook in Europa wordt de obesitas-epidemie in vrijwel alle landen gezien [24][67][79][80][181]. Een probleem is echter dat deze cijfers vaak op verschillende manieren zijn verkregen. Soms betreft het zelf gerapporteerd gewicht en lengte, soms gemeten, vaak in verschillende populaties en bovendien op verschillende wijze berekend en geanalyseerd. Daardoor zijn de prevalentiecijfers niet altijd goed vergelijkbaar tussen verschillende landen. In Nederland is om deze reden besloten om de internationaal voorgestelde BMI-afkapwaarden van de International Obesity Task Force te gebruiken [27]. Ondanks de verschillende meetmethoden zijn er toch duidelijke verschillen tussen de landen; in het zuiden van Europa zijn meer dikke kinderen dan in het noorden.