Richtlijn: Hartafwijkingen (2017)

8. Risico op hart- en vaatziekten - aanbevelingen

Hart- en vaatziekten (HVZ) zijn wereldwijd de belangrijkste doodsoorzaak (WHO 2015). In 2012 was wereldwijd ongeveer een derde van alle sterfgevallen te wijten aan HVZ (WHO 2015). HVZ worden vaak veroorzaakt door atherosclerose. Het proces van atherosclerose begint al op jonge leeftijd (NHLBI 2011). Om deze reden is het van belang dat de JGZ al vanaf jonge leeftijd aandacht heeft voor de risicofactoren voor HVZ. In dit thema wordt ingegaan op welke risicofactoren er zijn voor HVZ, welke interventies er zijn voor de aanpak van de risico’s en welke richtlijnen zinvol zijn voor de JGZ om in dit kader gebruik van te maken.

Aanbevelingen

Ten aanzien van het bepalen van de kans op hart- en vaatziekten:

  • Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen kennen de risicofactoren voor hart- en vaatziekten (zie tabel 8.1).
  • Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen dienen regelmatig aandacht te besteden aan de risicofactoren voor HVZ: voeding, beweging, roken, lengte/gewicht/ BMI. Hiervoor worden de diverse richtlijnen gevolgd. In de leeftijdsperiode 0-4 jaar dienen deze risicofactoren ten minste tweemaal aan de orde te komen, in de leeftijdsperiode 4-12 jaar en 13-18 jaar ten minste eenmaal per periode. De JGZ-organisatie bepaalt zelf op welke wijze deze risicofactoren aan de orde komen.
  • De aanwezigheid van iedere combinatie van risicofactoren dient op alle leeftijden aanleiding te zijn tot een intensivering van begeleiding, met de nadruk op leefstijl verandering.
  • In de leeftijdsperiode 12-18 jaar wordt door middel van JGZ-dossieronderzoek en anamnese en/of een persoonlijke (digitale) vragenlijst nagegaan of er sprake is (geweest) van ziektebeelden met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten (zie tabel 8.3). Indien een jongere een van de genoemde ziektebeelden heeft (gehad) is er reden voor extra aandacht voor de risicofactoren voor HVZ. Dit kan tijdens een regulier consult (als de JGZ-organisatie alle jongeren op deze leeftijd onderzoekt) of via een consult op indicatie (als de JGZ-organisatie jongeren op deze leeftijd op indicatie onderzoekt).
  • In de leeftijdsperiode 12-18 jaar kan door middel van anamnese en/of een persoonlijke (digitale) vragenlijst worden nagegaan of er aanvullingen zijn op de tot dan toe bekende familie anamnese met betrekking tot HVZ. De volgende vragen kunnen hiervoor worden gebruikt:
  1. Heb jij, of iemand in je familie, op jonge leeftijd (onder 65 jaar) problemen gehad aan/van hart- en bloedvaten (zoals bijvoorbeeld hartinfarct, herseninfarct, hartritmestoornissen, plotselinge dood)?
  2. Zo ja, welk familielid was dit? 
  • Indien op vraag 1 ‘ja’ wordt geantwoord, en bij vraag 2 een eerste- of tweedegraads familielid wordt genoemd (dus broers & zussen, (groot)ouders, ooms & tantes) is er reden voor extra aandacht voor de risicofactoren voor HVZ tijdens een regulier consult (als de JGZ-organisatie alle jongeren op deze leeftijd onderzoekt) of een consult op indicatie (als de JGZ-organisatie jongeren op deze leeftijd op indicatie onderzoekt).

Ten aanzien van bloeddrukmeting binnen de JGZ:

  • De werkgroep ziet onvoldoende grond voor bloeddrukmeting bij alle kinderen in de JGZ ter preventie van HVZ.
  • Bloeddrukmeting kan worden verricht door jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en doktersassistenten. De interpretatie van de uitslag is voorbehouden aan de jeugdarts en jeugdverpleegkundige.
  • De bloeddruk wordt als volgt gemeten: 

» Meten nadat de jeugdige 5 minuten rustig heeft gezeten, idealiter aan de rechterarm.
» De jeugdige zit en de arm wordt op harthoogte ondersteund.
» De bloeddrukmanchet moet 2/3 van de bovenarm bedekken, er zijn drie maten: small, medium en large. Een te kleine manchet geeft een te hoge waarde en een te grote manchet een te lage waarde van de bloeddruk.
» Er kan worden volstaan met een eenmalige meting indien de bloeddruk de eerste meting binnen de normaalwaarden valt (zie tabel 8.2). Als dit niet het geval is, dan wordt de bloeddruk nog 2x gemeten en de laagste waarde wordt vergeleken met normaalwaarden (zie tabel 8.2).
» Indien de lengte van de jeugdige ± ≤-2SD of ≥+2SD is, moet de bloeddruk worden gecorrigeerd voor de lengte (zie tabel 8.2).

  • Indien de bloeddruk boven de P95 ligt (zie tabel 8.2), moet de bloeddruk nog een keer gemeten worden na 3-6 weken. Indien de bloeddruk bij de tweede meting boven de P95 blijft wordt naar de huisarts/kinderarts verwezen voor verder onderzoek en behandeling. Echter: als de bloeddruk bij de eerste meting ≥ 20 mmHg boven de P95 ligt, moet meteen naar de kinderarts verwezen worden.
  • Indien een bloeddrukmeting wordt verricht (bijvoorbeeld in verband met overgewicht bij kinderen >5 jaar) en hypertensie wordt gevonden, moet ook worden gedacht aan de mogelijkheid van een coarctatio aortae (CoAo). Om deze uit te sluiten dan wel aan te tonen kunnen de aa. femorales gepalpeerd te worden (door de jeugdarts of kinderarts).
Tabel 8.1. Risicofactoren voor hart- en vaatziekten (bron: NHLBI 2011; NHG 2012)
Risicofactor Korte toelichting
Positieve familie anamnese voor HVZ of plotselinge dood. Een positieve familieanamnese voor vroege HVZ of plotselinge dood is geassocieerd met een verhoogd cardiovasculair risicoprofiel en een verhoogd risico op HVZ. Dit berust op zowel genetische als leefstijl-gerelateerde factoren.
Hogere leeftijd Atherosclerose is een langzaam progressief proces. In feite is dit een ’normaal’ verouderingsproces, dat echter bij sommigen versneld verloopt. Leeftijd is de sterkste voorspeller van het risico op HVZ.
Mannelijk geslacht Mannen hebben een verhoogd risico op bepaalde HVZ. Bij mannen is dit risico al op een jongere leeftijd aanwezig in vergelijking met vrouwen. Dit berust op zowel genetische als leefstijl-gerelateerde factoren.
Voeding / dieet

Er bestaat een verband tussen voeding en HVZ. Zo verhoogt een teveel aan verzadigd en transvet in de voeding het LDL-gehalte (Low Density Lipoproteïne) en veroorzaakt transvet een verlaging van het HDL (High Density Lipoproteïne) en een verhoging van de triglyceriden. Te veel zout leidt tot een hogere bloeddruk en daarmee tot een hoger risico op HVZ.

Voeding kan ook beschermend werken. Het is aangetoond dat borstvoeding is geassocieerd met cardiovasculaire voordelen op latere leeftijd. Onverzadigd vet in de voeding heeft, mits het verzadigd vet vervangt, de eigenschap het cholesterolgehalte te verlagen. Groente en fruit zijn rijk aan voedingsvezels en kunnen de bloeddruk reduceren.

Lichamelijke inactiviteit Regelmatige lichamelijke activiteit beïnvloedt het risico op HVZ niet alleen rechtstreeks, maar ook door bloeddrukdaling, cholesterolverlaging, een verhoging van het HDL-gehalte, een lagere BMI en verminderde insuline resistentie.
Roken Roken verhoogt het risico op HVZ in belangrijke mate. Rokers lopen een 2 tot 6 keer zo hoog risico op HVZ als niet-rokers. Het risico neemt toe met het roken van meer sigaretten en roken over een langere periode.
Hypertensie Hypertensie geeft een verhoogd risico op cardiovasculaire, renale en cerebrovasculaire (orgaan)schade. 
Lipiden in bloed Een verhoogd totaal cholesterol, vooral een verhoogde LDL-concentratie, is een belangrijke risicofactor voor het optreden van HVZ. Er is een sterk omgekeerd verband tussen de HDL-concentratie en het risico op HVZ. Men spreekt van ‘dyslipidemie’ als de hoeveelheid LDL, HDL en/of totale triglyceriden in het bloed afwijkend is.
Overgewicht Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor HVZ. Er is een duidelijk verband tussen overgewicht en de aanwezigheid van een verhoogde bloeddruk, dyslipidemie en een verminderde gevoeligheid voor insuline.
Diabetes mellitus en andere aandoeningen Diabetes mellitus (zowel type 1 als type 2) veroorzaakt schade aan bloedvaten en hierdoor word het proces van atherosclerose versneld. Dit komt bij een aantal andere aandoeningen (zoals HIV en de ziekte van Kawasaki) ook voor.
Perinatale factoren Overgewicht bij de moeder is geassocieerd met zwangerschapsdiabetes, en een verhoogd risico op overgewicht en type 2 diabetes mellitus bij het kind. Roken tijdens de zwangerschap geeft een verhoogd risico op foetale groeiretardatie. Een laag geboortegewicht is geassocieerd met overgewicht, een verminderde gevoeligheid voor insuline, een verminderde nierfunctie en een verhoogd risico op HVZ.
Tabel 8.2. Bloeddruk afkapwaarden (P95) voor hypertensie bij kinderen (bron: JGZ-richtlijn Overgewicht).
Leeftijd (jaren) Systole (mmHg) Diastole (mmHg)
5 111 71
6 114 74
7 114 76
8 116 78
9 118 79
10 119 80
11 121 80
12 123 81
13 126 81
14 128 83
15 131 83
16 134 85
17 135 85
18 135 85

Uitgangsvragen bij dit thema:

  • Wat is de toegevoegde waarde van het bepalen van de kans op hart- en vaatziekten (HVZ) bij jongeren van 15-16 jaar door de JGZ?
  • Wat is de toegevoegde waarde van de bloeddrukmeting binnen de JGZ en hoe kunnen JGZ-professionals deze uitvoeren?

De uitgangsvragen zijn beantwoord op basis van een literatuuronderzoek per uitgangsvraag waarna de gevonden relevante literatuur is samengevat in een tabel. Vervolgens is de werkgroep op basis van deze literatuur en eigen overwegingen tot aanbevelingen gekomen.

Lees hier verder voor de onderbouwing van dit thema.


Pagina als PDF