6.1 Achtergronden

JGZ-richtlijn Overgewicht

Overgewicht

Nadelen van preventieprogramma’s

Preventieprojecten met betrekking tot overgewicht en obesitas proberen de bevolking tot gezonder eten en meer bewegen te stimuleren. Maar wat doet al die aandacht voor een gezondere leefstijl met het risico op eetstoornissen? In het advies ‘Voor dik en dun’ concludeert de Gezondheidsraad dat het beschikbare wetenschappelijke onderzoek te mager is om hierover uitsluitsel te geven [171]. Het onderzoek naar de vraag of de preventie van overgewicht en obesitas kenmerken van een (beginnende) eetstoornis beïnvloedt, laat methodologisch te wensen over. De beperkte conclusies die er zijn, geven geen aanleiding het huidige preventiebeleid te veranderen, maar vormen ook geen overtuigende bevestiging. Universele preventieprogramma’s gericht op gezonde voeding en leefstijl lijken geen nadelige invloed te hebben op kenmerken van een beginnende eetstoornis, misschien werken ze zelfs beschermend. Zowel bij de preventie van overgewicht en obesitas als bij de preventie van eetstoornissen ligt de nadruk op gezonde voeding en voldoende, of in het geval van eetstoornissen verantwoorde, lichaamsbeweging. Daarom is er in de literatuur voor gepleit om de universele en selectieve preventie van overgewicht en obesitas uit te breiden met de preventie van eetstoornissen. De extra thema’s zouden hierbij moeten zijn: het vermijden van riskant lijngedrag, het verkrijgen van zelfvertrouwen en het verbeteren van de manier om met negatieve emoties en stress om te gaan [171].

In de hiervoor besproken (internationale) reviews komt dit onderwerp sporadisch aan bod. Wel in de studie van Van Wijnen et al[200]. In deze review werden de psychosociale effecten van obesitaspreventieprogramma’s onderzocht.
In slechts 7 studies werd hiernaar gekeken. In 2 studies traden significante effecten op. Deze effecten waren in de ene studie minder gebruik van pillen om af te vallen, minder braken en minder gebruik van laxantia. In de andere studie betrof het agressief verbaal gedrag. In 1 studie leek de interventie na 3 jaar een negatief effect op het zelfbeeld te hebben, maar vanwege het ontbreken van een controlegroep kan hier ook sprake zijn van een leeftijdseffect in plaats van een interventie-effect. In de meeste studies werd geen effect gevonden. Ook in de review van Doak et al. is hiernaar gekeken. In 1 studie was er een toename van kinderen met ondergewicht.

In een recent onderzoek onder Nederlandse schoolkinderen in groep 6 en in de 2e klas van het voortgezet onderwijs bleek zelfs dat 9% van de jongens en 28% van de meisjes zich, bij een normaal lichaamsgewicht, te dik vinden [20].

Overige overwegingen

Bij gebrek aan bewijs van de effectiviteit van preventie van overgewicht bij kinderen is gekeken naar het effect van interventie bij kinderen met obesitas. Preventieprogramma’s met aandacht voor gezonde voeding en bewegen en waarbij de ouders/verzorgers betrokken worden voor opvoedingsondersteuning hebben mogelijk de meeste kans op succes.

Kosteneffectiviteit

De enige Nederlandse studie waarin de kosteneffectiviteit van preventie van overgewicht bij kinderen is onderzocht is ‘Schoolgruiten’, dit is een schoolprogramma dat groente- en fruitconsumptie onder kinderen en jongeren stimuleert [172][133]. Vanuit een levenslange tijdshorizon levert ‘Schoolgruiten’ 196 DALYs (disability-adjusted life year) per 100.000 kinderen op. In deze kosteneffectiviteitanalyse zijn interventiekosten en gezondheidszorgkosten meegenomen en is uitgegaan van een discontovoet voor kosten en effecten van 3%. De kosteneffectiviteitratio is 14.000 euro per DALY. Op basis van de resultaten van een sensitiviteitsanalyse is bij een afkappunt van 20.000 euro per QALY (quality-adjusted life year) de kans dat ‘Schoolgruiten’ kosteneffectief is 60% [138].

Veel preventieprogramma’s die in de praktijk worden uitgevoerd zijn niet geëvalueerd [172]. In de eerste plaats is meer onderzoek nodig van bestaande interventies om een uitspraak te kunnen doen over de effecten van de verschillende gezondheidsbevorderende interventies op risicofactoren en ziekte. In de tweede plaats blijkt vaak een niet optimaal onderzoeksdesign gekozen te worden, zoals observationeel onderzoek. Meer langetermijnonderzoek naar de effecten van gezondheidsbevorderende preventieprogramma’s op eindmaten is noodzakelijk. In het preventieprogramma van ZonMw wordt expliciet aandacht gevraagd voor onderzoek dat leidt tot kennis over (kosten)effectiviteit van reeds breed ingevoerde interventies. De (kosten) effectiviteit van preventieve interventies zou veel meer voorop moeten staan bij lokaal beleid en praktijk [172].

De kosten van preventieprogramma’s in Australië varieerden aanzienlijk. De kosten van het verminderen van televisiereclame van voeding met veel vet en suiker werd geschat op minder dan 1 euro per kind. Daarentegen kost een 3 jaar durend basisschoolprogramma, gericht op gecombineerde preventie (onderwijs over gezonde voeding, meer lichamelijke activiteit inclusief meer gymnastiek) 336 euro per kind. De kosten van eenzelfde school- programma zonder toevoegen van meer gymnastiek, werd geschat op 150 euro per kind. Schoolprogramma’s gericht op het verminderen van televisiekijken en het verminderen van het drinken van koolzuurhoudende dranken, kostten 73 en 20 euro respectievelijk [23].

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback