Richtlijn: Motorische ontwikkeling (2019)

5. Casuïstiek

In onderstaande casussen wordt voor een aantal veel voorkomende problemen in de JGZ, het onderzoek en de mogelijke vervolgstappen voor (neurologisch) onderzoek beschreven. Voor alle casussen zijn visus, gehoor, asymmetrie (in kracht, tonus en reflexen), regressie in de ontwikkeling, dysmorfieën en de kwaliteit van bewegen relevante aandachtspunten. Van belang is te weten dat dit overzicht niet volledig is, en dat de het op de eerste plaats aan de professional zelf is hoe hij/zij omgaat met de gepresenteerde problemen in de praktijk.

Casus 1: ‘Mijn kind ontwikkelt zich in het bewegen anders dan mijn andere kinderen’

Differentiaaldiagnose

Normale spreiding van ontwikkeling, motorische ontwikkelingsachterstand als gevolg van een visuele stoornis, neuromusculaire aandoening, CP, DCD, NAH, orthopedische problematiek, interne problematiek, onderstimulering, sociaal-emotionele problematiek.

Onderzoek jeugdarts

Anamnese

0-4 jaar:

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis). Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren (zoals vermoeidheid), wat heeft de ouder al zelf gedaan en wat was daarvan het effect.
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Participatie-problemen.

4-18 jaar: 

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis). Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren (zoals vermoeidheid), wat heeft de ouder al zelf gedaan en wat was daarvan het effect.
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Vragen naar motorische redzaamheid (ADL, kleutervaardigheden, schrijven, participatie: deelname aan sport en spel) en motorisch leren.

Observatie

0-4 jaar:

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan (op de tenen vanaf 2 jaar), lopen, met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen vanaf 3 jaar, op de hakken vanaf 3 jaar), staan op 1 been (vanaf 4 jaar), springen (vanaf 2 jaar), hinkelen (vanaf 4 jaar), rennen.
  • Fijne motoriek: manipuleren met voorwerpen, stapelen van voorwerpen.

4-18 jaar:

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan, lopen met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen, op de hakken), springen, hinkelen, huppelen, rennen.
  • Automatisering van bewegingen door aanbieden van dubbele taken (praten en handelen tijdens lopen).
  • Anticiperen: variëren in snelheid en richting van bewegen. Kijken naar kwaliteit en symmetrie van bewegingen in relatie tot leeftijd, looppatroon (breedte van loopbasis, afwikkeling, ondersteuning van de armen, romprotatie). Invloed van verhogen van de taakeis op kwaliteit van bewegen, vermoeidheid, stressreactie (frustratie, taakeis willen veranderen, clownesk gedrag, niet meer willen werken).

Lichamelijk onderzoek:

  • Visus
  • Kracht (volhouden van), herhaaldelijk laten opstaan met zoeken naar Gower’s sign. Hierbij heeft een kind dat op de grond ligt en moet gaan staan, te weinig spierkracht in de benen om dit zo te kunnen doen. Zij gaan daarom eerst op handen en voeten staan en gebruiken vervolgens hun handen om met steun op de knieën en bovenbenen, overeind tot staand te komen. Zie definitie www.mijnkinderarts.nl, tonus (actieve en passieve tonus), reflexen, proef van Romberg, test onwillekeurige bewegingen (0-4 jaar door observatie, 4-18 jaar test), diadochokinese (0-4 jaar door observatie tijdens spel, 4-18 jaar met test), vinger-neus test (vanaf 4 jaar), vinger-oppositie test (vanaf 5 jaar).
  • Mobiliteit: range-of-motion, dat wil zeggen de mate waarin het gewricht kan bewegen (in graden), passief en actief
  • Executief: aandacht, motivatie, begrip van opdrachten, lichaamsbesef
  • Asymmetrie qua vorm en functies (CP, NAH: niet frequent maar toch mogelijk)
  • Coördinatie- en automatiseringsproblemen bij vijf jaar, dan denken aan DCD
  • Beoordelen pes planus

Beleid

Signaal Verwijzing
Asymmetrie in kracht, onwillekeurige bewegingen Naar neuroloog
Naast motorische ontwikkeling ook andere domeinen betrokken Naar kinderarts (en/of kinderrevalidatiearts)
Duidelijke motorische achterstand en geen ontwikkelingsproblemen bij andere domeinen Naar kinderfysiotherapeut / kinderoefentherapeut / kinderergotherepeut / motorisch remedial teacher
Regressie in motorische ontwikkeling Naar kinderarts
Orthopedische problemen, zoals stugge pes planus valgus, beenlengteverschil > 2 cm, scoliose Naar orthopeed (conform boek Pluis/Niet pluis[231] / Naar kinderfysiontherapeut / kinderoefentherapeut bij niet structurele scoliose (check ervaring met diagnostiek en behandeling
Bij twijfel Overweeg een extra controle/verwijzing naar kinderfysiotherapeut / kinderoefentherapeut / kinderergotherapeut / motorisch remedial teacher voor eenmalig onderzoek

Algemeen: verwijzing naar de kinderarts bij dysmorfieën, als meerdere ontwikkelingsdomeinen afwijkend zijn of bij een vermoeden van systeemziekte.

Casus 2 ‘Mijn kind valt vaak’

Differentiaaldiagnose

Visusstoornis, neuromusculaire aandoening (NMA), DCD, NAH, voornamelijk in groeiperioden voorkomende orthopedische problemen, (gegeneraliseerde) hypermobiliteit, extreme pes planus, endorotatie van heupen, endorotatie van de tibia en pes adductus), CP, sensorische problemen.

Onderzoek door de jeugdarts

Anamnese

0-4 jaar:

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis). Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren (zoals vermoeidheid), wat heeft de ouder al zelf gedaan en wat was daarvan het effect.
  • Vragen naar motorische redzaamheid (ADL, kleutervaardigheden, Participatieproblemen: deelname aan sport en spel en motorisch leren.
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.

4-18 jaar:

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis). Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren (zoals vermoeidheid, toename van eisen vanuit de omgeving), wat heeft de ouder al zelf gedaan en wat was daarvan het effect.
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Vragen naar motorische redzaamheid (ADL, kleutervaardigheden, schrijven, participatie: deelname aan sport en spel) en motorisch leren.

Observatie

0-4 jaar:

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan (op de tenen vanaf 2 jaar), lopen, met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen vanaf 3 jaar, op de hakken vanaf 3 jaar), staan op 1 been (vanaf 4 jaar), springen (vanaf 2 jaar), hinkelen (vanaf 4 jaar), rennen.
  • Fijne motoriek: manipuleren met voorwerpen, stapelen van voorwerpen.

4-18 jaar:

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan, lopen met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen, op de hakken), springen, hinkelen, huppelen, rennen.
  • Automatisering van bewegingen door aanbieden dubbele taken (praten en handelen tijdens lopen).
  • Anticiperen: variëren in snelheid en richting van bewegen (uitwijken voor speelgoed dat op de grond ligt). Kijken naar kwaliteit en symmetrie van bewegingen in relatie tot leeftijd, looppatroon (breedte van loopbasis, afwikkeling, ondersteuning van de armen, romprotatie). Invloed van verhogen van de taakeis op kwaliteit van bewegen, vermoeidheid, stressreactie (frustratie, taakeis willen veranderen, niet meer willen werken).

Lichamelijk onderzoek:

  • Visus
  • Kracht (volhouden van), herhaaldelijk laten opstaan (zoeken naar Gower’s sign), tonus (actieve en passieve tonus), reflexen, proef van Romberg, test onwillekeurige bewegingen (0-4 jaar door observatie, 4-18 jaar test), diadochokinese (0-4 jaar door observatie tijdens spel, 4-18 jaar met test), vinger-neus test (vanaf 4 jaar), vinger-oppositie test (vanaf 5 jaar).
  • Onderzoek houdings-en bewegingsgevoel/lichaamsschema
  • Mobiliteit: range-of-motion (passief en actief)
  • Executief: aandacht, motivatie, begrip van opdrachten, lichaamsbesef
  • Asymmetrie qua vorm en functies (CP, NAH: niet frequent maar toch mogelijk)
  • Coördinatie-en automatiseringsproblemen bij vijf jaar, dan denken aan DCD

Beleid

Signaal Verwijzing
Asymmetrie in kracht, onwillekeurig bewegingen Naar neuroloog
Naast motorische ontwikkeling ook andere domeinen betrokken Naar kinderarts (en/of kinderrevalidatiearts)
Duidelijke motorische achterstand en geen ontwikkelingsproblemen bij andere domeinen Naar kinderfysiotherapeut/kinderergotherapeut
/ergotherapeut
Regressie in motorische ontwikkeling Naar kinderarts
Orthopedische problemen, zoals Stugge pes planus valgus, beenlengteverschil > 2 cm, scoliose Naar orthopeed
Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut bij niet structurele scoliose (check ervaring met diagnostiek en behandeling)
Bij twijfel Overweeg een extra controle/verwijzing naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /kinderergotherapeut/motorische remedial teacher voor eenmalig onderzoek

Casus 3 ‘Mijn kind is sneller moe dan andere kinderen’

Differentiaaldiagnose

Conditie (beweegarmoede, overgewicht, NMA, algemene interne problematiek: stofwisselingsziekte, cardiale problematiek, pulmonale problematiek), hypermobiliteit, DCD, gedrag.

Onderzoek door de jeugdarts

Anamnese

0-18 jaar

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis).
  • Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren, wat heeft de ouder al zelf gedaan en wat was daarvan het effect.
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Participatieproblemen.
  • Vragen naar motorische redzaamheid in ADL, participatie: deelname aan sport en spel, frequentie en intensiteit, en motorisch leren. Vragen naar specifieke signalen van interne problematiek. Ontwikkeling groei (BMI), voedingspatroon.

Observatie

0-4 jaar

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan (op de tenen vanaf 2 jaar), lopen, met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen vanaf 3 jaar, op de hakken vanaf 3 jaar), staan op 1 been (vanaf 4 jaar), springen (vanaf 2 jaar), hinkelen (vanaf 4 jaar), rennen, traplopen.

4-18 jaar

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan, lopen met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen, op de hakken), springen, hinkelen, huppelen, rennen, traplopen (indien mogelijk).
  • Automatisering van bewegingen door aanbieden van dubbele taken (praten en handelen tijdens lopen).
  • Anticiperen: variëren in snelheid en richting van bewegen. Kijken naar kwaliteit en symmetrie van bewegingen in relatie tot leeftijd, looppatroon (breedte van loopbasis, afwikkeling, ondersteuning van de armen, romprotatie). Invloed van verhogen van de taakeis op kwaliteit van bewegen, vermoeidheid, stressreactie (frustratie, taakeis willen veranderen, niet meer willen werken, vegetatieve reacties), pijnklachten, benauwdheid, hersteltijd.

Lichamelijk onderzoek

Kracht, BMI, mobiliteit gewrichten, hart- en longonderzoek

Beleid

Signaal Verwijzing
Bij vermoeden van interne problematiek of NMA Naar kinderarts (en/of kinderrevalidatiearts)
Bij vermoeden van anemie Naar huisarts
Bij ongezonde leefstijl Gezonde leefstijl bevorderen (sport, gymgroepen) / Verwijzen naar diëtist/verwijzen naar kinderfysiotherapeut /kinderoefentherapeut voor beweegprogramma
Bij motorische ontwikkelingsproblemen, zonder interne problematiek/tekenen van NMA Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /motorisch remedial teacher voor testen conditie en motorische vaardigheden

Casus 4 ‘Mijn kind loopt op de tenen’

Differentiaaldiagnose

Normale variant, familiair, tactiele afweer, NMA, autisme-spectrum stoornis (ASS), orthopedisch probleem (bijvoorbeeld verkorte achillespezen), CP

Onderzoek door de jeugdarts

Anamnese

0-18 jaar:

  • Beloop van de klacht, verschil tussen blote voeten en met schoenen, familiaire voorgeschiedenis, uitingen van tactiele afweer. Voorbeelden zijn haren wassen, nagels knippen, bepaalde structuur van voedsel, labels van kleding.
  • Motorische ontwikkeling.
  • Positief en negatief beïnvloedende factoren. Voorbeelden zijn stress, onzekerheid. Sociaal emotionele ontwikkeling, gedrag: stereotypieën, rigiditeit.

Observatie

0-4 jaar

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan (op de tenen vanaf 2 jaar), lopen, met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen vanaf 3 jaar, op de hakken vanaf 3 jaar), staan op 1 been (vanaf 4 jaar), springen (vanaf 2 jaar), hinkelen (vanaf 4 jaar), rennen, traplopen

4-18 jaar

  • Contactname, spelgedrag, zitten en verplaatsen op de grond, opstaan vanaf de grond, gaan zitten vanuit stand, staan, lopen met en zonder schoenen (op een lijn vanaf 4 jaar, op de tenen, op de hakken), springen, hinkelen, huppelen, rennen, traplopen (indien mogelijk).
  • Automatisering van bewegingen door aanbieden dubbele taken (praten en handelen tijdens lopen).
  • Anticiperen: variëren in snelheid en richting van bewegen.
  • Kijken naar kwaliteit en symmetrie van bewegingen in relatie tot leeftijd, looppatroon (breedte van loopbasis, afwikkeling, ondersteuning van de armen, romprotatie). Invloed van verhogen van de taakeis op kwaliteit van bewegen, vermoeidheid, stressreactie (frustratie, taakeis willen veranderen, niet meer willen werken, vegetatieve reacties), pijnklachten.

Lichamelijk onderzoek

0-18 jaar

  • Inspectie totale statiek, mobiliteit (specifiek onderste extremiteiten), tonus kuitspieren

Beleid

Signaal Verwijzing
Vermoeden van tactiele afweer Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /ergotherapeut/ergotherapeut/kinderrevalidatiearts /motorisch remedial teacher
Vermoeden NMA/CP Naar kinderarts
Tekenen van ASS Naar kinderarts
Structurele beperking mobiliteit Naar orthopeed

Casus 5 'Mijn kind schuift op de billen'

Differentiaaldiagnose

Normale variant, NMA, CP, evenwichtsproblemen, hypermobiliteit

Onderzoek door de jeugdarts

Anamnese

0-18 maanden

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis).
  • Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren. Wat heeft de ouder al zelf gedaan en wat was daarvan het effect.
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Verloop motorische ontwikkeling.
  • Participatie

Observatie

Contactname, spelgedrag, transfers ruglig naar buiklig, gaan zitten, zitten en verplaatsen op de grond

Lichamelijk onderzoek

Houdings- en evenwichtsreacties, mobiliteit, symmetrie van bewegen, spontane bewegingen onderste ledematen

Beleid

Signaal Verwijzing
Vermoeden van NMA Naar kinderarts/kinderrevalidatiearts
Hypermobiliteit, zonder andere signalen van pathologie Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /ergotherapeut
Evenwichtsproblemen, zonder verdere signalen Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /ergotherapeut

Casus 6 ‘Het kind heeft moeite met leren schrijven (groep 3)’

Differentiaaldiagnose

Lage cognitieve capaciteiten, DCD, onvoldoende ervaring/oefening, motivatieproblemen, subtiele NAH, taalstoornis, leerproblemen, visuele stoornis

Onderzoek door de jeugdarts

Anamnese

4-6/7 jaar

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis)
  • Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren. Wat heeft de ouder/schoolleerkracht al zelf gedaan en wat was daarvan het effect?
  • Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Verloop motorische ontwikkeling (m.n. fijne motoriek).
  • Participatie. Evaluatie overige ontwikkelingsdomeinen. Cognitief functioneren, ADL-vaardigheden.
  • Risicofactoren voor NAH: trauma capitis, ernstige infecties/ ziektes.

Observatie

4-6/7 jaar

  • Contact name, spraak-taalontwikkeling (zelf laten vertellen, antwoorden), tekenen, kleuren, maken schrijfpatronen, manipuleren met voorwerpen. Letten op: pengreep, vingerbewegingen, dosering, inzicht.

Lichamelijk onderzoek

  • Onwillekeurige bewegingen, diadochokinese, vinger-neus test (vanaf 4 jaar), vinger-oppositie test (vanaf 5 jaar).
  • Mobiliteit: range-of-motion (passief en actief), kracht van de armen.
  • Tonus armspieren.
  • Visus.
  • Executief: aandacht, motivatie, begrip van opdrachten, lichaamsbesef.

Beleid

Signaal Verwijzing
Schrijfproblemen, zonder tekenen van pathologie Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /kinderergotherapeut/motorisch remedial teacher
Tekenen van NAH Naar kinderarts/kinderrevalidatiearts
Visus problemen Naar oogarts/opticien afhankelijk van de leeftijd en conform richtlijn opsporen oogafwijkingen
Problemen met de fijne motoriek Naar kinderfysiotherapeut/kinderoefentherapeut /kinderergotherapeut/motorisch remedial teacher
Schrijfproblemen en leerproblemen Orthopedagoog/psycholoog voor orthodidactisch onderzoek/IQ-test

Casus 7 ‘Het kind heeft schrijfproblemen bij verhoging van tempo (groep 5)’

Differentiaaldiagnose

DCD, aandachtsproblemen, cognitieve factoren, visuele stoornis

Onderzoek door de jeugdarts

Anamnese

  • Risicofactoren (perinatale complicaties, familiaire voorgeschiedenis)
  • Beloop van de klacht, positief en negatief beïnvloedende factoren. Wat heeft de ouder/schoolleerkracht al zelf gedaan en wat was daarvan het effect. Ontwikkeling van andere ontwikkelingsgebieden.
  • Verloop motorische ontwikkeling (met name fijne motoriek)
  • Participatie.
  • Evaluatie overige domeinen van ontwikkeling. Cognitief functioneren, ADL-vaardigheden.

Observatie

  • Contactname, globaal kijken naar het schrijven (houding, pengreep, druk op pen en papier, verfijning van bewegingen). Kijken naar het handschrift (vloeiendheid, vormgeving van letters, pauzes, spaties tussen woorden), ruimtelijke aspecten (gebruik van het vel, regelloop), natekenen van figuren, manipulatie met materiaal, verschil naschrijven en uit het hoofd schrijven, indruk cognitie.

Beleid

Signaal Verwijzing
Schrijfproblemen zonder andere ontwikkelingsproblemen Naar kinderoefentherapeut/kinderfysiotherapeut/ kinderergotherapeut/motorisch remedial teacher
Visusproblemen Naar oogarts/opticien afhankelijk van de leeftijd en conform de richtlijn Opsporen oogafwijkingen

Pagina als PDF