2.1.2 Normale ontwikkelingsfasen

JGZ richtlijn Motorische ontwikkeling (2019)

Motorische ontwikkeling

Hoewel veel variatie bestaat, worden vanaf de geboorte tot aan de leeftijd van 18 jaar globaal vier ontwikkelingsperioden onderscheiden[11][18]:

  1. foetale fase: tot 2-3 maanden na de geboorte;
  2. babyleeftijd: van 2-3 maanden tot loslopen;
  3. peuterleeftijd: van loslopen tot 4-jarige leeftijd;
  4. kleuter- en schoolleeftijd: 4-18 jaar

Foetale fase: tot 2-3 maanden na de geboorte

De eerste bewegingen bestaan uit kleine zijwaartse bewegingen van hoofd en romp[17]. Daarna ontstaan langzame extensiebewegingen van de nek[20]. Hierna ontstaan ‘startles’ (kortdurende contracties van spieren), en de gegeneraliseerde bewegingen ofwel ‘general movements’ (GM’s), waaraan alle onderdelen van het lichaam meedoen. De meeste foetussen hebben na een zwangerschapsduur van 16 weken het gehele foetale bewegingsrepertoire tot hun beschikking. De kwaliteit van de GM’s reflecteert de integriteit van het jonge zenuwstelsel. Zie ook paragraaf 1.3.1 voor een nadere toelichting op GM’s. Na de leeftijd van drie à vier maanden worden GM’s geleidelijk vervangen door doelgerichte motoriek (overgang van primaire naar adaptieve variabiliteit); dit is een belangrijke transitiefase[21]. Op de leeftijd van drie maanden heeft het kind een stabiele hoofdbalans ontwikkeld; de voorkeur voor flexiehouding in de armen is verdwenen. Belangrijke voorwaarden voor de ontwikkeling van doelgerichte motoriek zijn de op gang gekomen houdings- en aandachtsregulatie en de ontwikkeling van de visuele perceptie. De overgang naar doelgerichte motoriek verloopt geleidelijk, waarbij sprake is van een cranio-caudale ontwikkelingstendens[10].

Pasgeborenen beschikken over een aantal vroegkinderlijke reflexen en reacties: ze volgen een bepaald ontwikkelingspatroon en verdwijnen op latere leeftijd. Enkele voorbeelden van vroegkinderlijke reacties[15][22] zijn de volgende:

  • De Moro-reactie: dit is een reactie die postnataal tot expressie komt omdat de nekpropriocepsis en het vestibulum postnataal forser worden geprikkeld. De reactie kan worden uitgelokt door bij het kind in rugzweefhouding het hoofd plotseling enkele centimeters omlaag te laten vallen en het direct weer op te vangen. De reactie bestaat uit abductie en extensie van beide armen en het openen van de handen, gevolgd door adductie en flexie van de armen. De Moro-reactie verdwijnt op de leeftijd van 4 tot 10 maanden[10][22].
  • De grijpreflex van de handen: dit is een tonische flexie van alle vingers na een tactiele stimulus in de handpalm van het kind, bijvoorbeeld een vinger van de onderzoeker. Een stimulus op de handrug veroorzaakt een extensie van de vingers. De grijpreactie verdwijnt op de leeftijd van vier tot negen maanden[22].

Babyleeftijd: van 2-3 maanden tot loslopen

Ontwikkeling van bewegingspatronen
In deze periode ontwikkelen de bewegingspatronen zich verder: reiken, grijpen en manipuleren (van palmair grijpen rond de vijfde maand naar pincetgreep rond de twaalfde maand), omrollen, hoofd gedurende langere tijd opheffen, zitten, kruipen, staan en lopen. De doelgerichte motoriek van de armen loopt een tot twee maanden voor op die van de benen. Ook in deze fase hebben niet alleen rijping van neurale structuren maar ook omgevingsfactoren invloed op de motorische ontwikkeling. Kinderen die vaker op hun buik slapen of geen loopstoeltje hebben, leren bijvoorbeeld sneller kruipen[23][24]. In buikligging leert het kind namelijk de armen te gebruiken om zichzelf omhoog te duwen van de
onderlaag en actief te steunen op zijn armen. Buikligging kan echter uitsluitend geadviseerd worden onder toezicht, omdat voorkomen moet worden dat het kind op de buik in slaap valt. Slapen op de buik geeft immers een verhoogde kans op wiegendood (bit.ly/NJCPrevWd Deze linkt opent in een nieuw tabblad en bit.ly/NJCGezSlp Deze linkt opent in een nieuw tabblad). Daarom wordt ouders aangeraden om het kind uitsluitend onder toezicht op de buik te leggen en alleen als het wakker is.

Reiken en grijpen
Bij het reiken van de arm is eerst sprake van een pre-reikfase: deze fase duurt tot de leeftijd van 4-5 maanden en bestaat uit spontane, niet-doelgerichte bewegingen als onderdeel van de GM’s. De GM’s worden gekenmerkt door een enorme variatie[25]. Vanaf de leeftijd van 4-5 maanden ontstaat het grijpen[10], samen met het ontwikkelen van het diepte zien. Ook de houdingsregulatie ontwikkelt zich dan. Aanvankelijk gebruiken baby’s beide armen om te grijpen; geleidelijk aan ontstaat een voorkeur voor unilateraal grijpen zonder dat er een handvoorkeur aanwezig is.

Door naar doelgericht kruipen
Tussen de leeftijd van zes en 12 maanden ontwikkelt zich het doelgerichte kruipen. Sommige kinderen komen nooit tot kruipen, en sommige andere kinderen slaan bepaalde fasen over, zoals het tijgeren. Er zijn ook kinderen die een andere methode gebruiken om zich te verplaatsen: de billenschuivers. Deze kinderen lopen vaak op een iets latere leeftijd los[26][27].

Gaandeweg leren zitten
Bij het leren zitten is de ontwikkeling van richtingspecificieke houdingsactiviteit een voorwaarde: vanaf de leeftijd van 7-8 maanden neemt de houdingsactiviteit van de spieren toe zodat het kind het evenwicht steeds beter kan bewaren. De selectie van het meest efficiënte houdingsspieractivatiepatroon is rond de leeftijd van 9-10 maanden voltooid. Tussen 12-15 maanden ontwikkelen kinderen ook nog een anticipatoire houdingsactiviteit: het aannemen van een houding die voorafgaat aan een willekeurige beweging, wat een belangrijke rol speelt bij het leren lopen.

Naar doelgericht lopen
Loopbewegingen zijn al vroeg in de ontwikkeling aanwezig. Het duurt ongeveer een jaar voordat doelgericht lopen ontstaat. Neonatale loopbewegingen verdwijnen meestal rond de leeftijd van drie tot vier maanden, tenzij deze dagelijks worden geoefend[28]. Rond de leeftijd van een jaar leert een kind lopen met hulp. Hierop volgen twee belangrijke motorische mijlpalen: het los staan en het lopen zonder hulp. Beide doen een belangrijk beroep op het houdingsregulatiemechanisme van het kind: Het staan en lopen bieden het kind veel informatie die door zenuwcellen naar het centrale zenuwstelsel wordt geleid (afferente informatie) en op basis waarvan het zenuwstelsel zich steeds verder ontwikkelt[12].

Peuterleeftijd: van loslopen tot 4-jarige leeftijd

Loslopen
Op peuterleeftijd leert het kind loslopen en ontwikkelt het vaardigheden die niet in de genetische aanleg/blauwdruk opgenomen zijn, zoals rennen, springen, klimmen/klauteren en voorwerpen hanteren. Het loslopen wordt als een belangrijke vaardigheid beschouwd. Daarom is het vaststellen van deze mijlpaal rond de leeftijd van 18 maanden van belang. Zo is bij prematuren aangetoond dat dit moment sterk voorspellend is voor motorische ontwikkelingsproblemen op vierjarige leeftijd[29].

Hindernissen nemen
Tussen het tweede en derde levensjaar breidt het bewegingsrepertoire zich uit en is het kind voortdurend bezig nieuwe combinaties uit te proberen[14]. Het kind leert in deze periode steeds beter doelgericht strategieën te selecteren. Het kind kan zich zo beter aanpassen aan de omgeving, bijvoorbeeld door het looppatroon aan te passen om over een drempel te stappen en het grijpen aan te passen aan de vorm van het materiaal. In de loop van deze ontwikkelingsfase worden functies verder geïntegreerd en geautomatiseerd. Een verminderde kwaliteit in de motoriek in deze leeftijdsfase kan een aanwijzing zijn om te denken aan (minor) neurologisch disfunctioneren[30].

Kleuter- en schoolleeftijd (4 – 18 jaar)

Op basis van neurologische rijping, ervaring en uitdaging leert het kind zijn motoriek steeds beter af te stemmen. Deze fase wordt ook gekenmerkt door de ontwikkeling van complexe motorische vaardigheden waarvoor speciale oefening nodig is. Voorbeelden zijn schrijven, veters strikken, hinkelen, fietsen en schrijven, maar ook nog meer complexe vaardigheden zoals piano spelen. Deze ontwikkeling loopt door tot in en gedurende de volwassenheid.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback