2.2 Motorisch ontwikkelingsprobleem: ontstaan, prevalentie en consequenties

JGZ richtlijn Motorische ontwikkeling (2019)

Motorische ontwikkeling

Deze paragraaf gaat in op de uitgangsvraag: Wat is een motorisch ontwikkelingsprobleem? Hoe ontstaat het? Hoe vaak komen ontwikkelingsproblemen voor in de specifieke leeftijdsfasen van het kind? Wat zijn mogelijke consequenties voor het kind in termen van gezondheid, welzijn en kosten?

Wat is een motorisch ontwikkelingsprobleem?

Van een motorisch ontwikkelingsprobleem is sprake als een kind zich qua motoriek trager of afwijkend ontwikkelt en hierdoor belemmerd wordt in zijn activiteiten en participatie. Meestal is er dan sprake van beperkingen in zowel variatie (beperkt bewegingsrepertoire) als adaptibiliteit (beperkt vermogen om een handelingsstrategie te selecteren in verschillende omstandigheden)[13]. De oorzaken van motorische ontwikkelingsproblemen kunnen gelijktijdig voorkomen en elkaar versterken. Te denken valt hierbij aan een specifieke diagnose die leidt tot beweegarmoede die vervolgens het motorisch leren belemmert. De oorzaken en redenen van motorische ontwikkelingsproblemen kunnen worden verdeeld in aangeboren en overige. De meest voorkomende in de algemene populatie worden hieronder beschreven. Het gaat om de volgende:

Aangeboren oorzaken:
• Cerebrale Parese (CP) (zie 1.3.1)
• Developmental Coordination Disorder, (DCD) (zie 1.3.2)
• Neuromusculaire aandoeningen (zie 1.3.3)

Overige oorzaken/redenen:
• Niet-aangeboren hersenletsel (NAH, zie 1.3.4)
• Beweegarmoede (zie 1.3.5)
• Vertraagde en/of atypische ontwikkeling zonder duidelijke of bekende oorzaak (zie 1.3.6).

Prematuriteit is eveneens een belangrijke oorzaak van een motorische ontwikkelingsachterstand[31][32]; dit kan met name leiden tot CP of DCD, en komt daarom bij betreffende subparagrafen (1.3.1 en 1.3.2) aan de orde.

Prevalentiecijfers

Er zijn nagenoeg geen prevalentiecijfers bekend van motorische ontwikkelingsproblemen per ontwikkelingsfase. Wel bestaan er prevalentiecijfers van afzonderlijk onderscheiden diagnoses. Het is wel lastig om betrouwbare uitspraken te doen over deze prevalentiecijfers omdat de onderzoeken naar de prevalentie niet goed vergelijkbaar zijn: de criteria om een diagnose te stellen zijn vaak onduidelijk of verschillen. Bovendien bestaan er discussies over de onderscheiden diagnoses CP en DCD. Het is niet duidelijk of het werkelijk om verschillende entiteiten gaat. Volgens inzichten van sommige wetenschappers hebben deze twee belangrijke diagnoses ten dele gemeenschappelijke oorzaken en zijn
ze onderdeel van een continuüm[33]. Andere wetenschappers bestrijden deze visie en geven aan dat de oorsprong van beide diagnoses anders is. Volgens hen zijn bij CP vooral de motorische banen aangedaan en bij DCD het cerebellum en/of de pariëtale cortex[34]. Zolang de discussies hierover nog niet zijn afgerond, wordt in de richtlijn uitgegaan van aparte ziekte-entiteiten. Ze zijn namelijk in de praktijk goed hanteerbaar.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback