Definitie en prevalentie van DCD
De belangrijkste criteria voor de diagnose DCD zijn dat de totaalscore of subscore op de Movement ABC-2 onvoldoende is, en dat de aandoening de schoolse prestaties of de algemene dagelijkse activiteiten voortdurend en in belangrijke mate beïnvloedt. Voor een precieze (uitgebreidere) definitie van DCD[40] en nadere informatie over DCD, zie bijlage 8.3.2. De prevalentie van Developmental Coordination Disorder (DCD) bij schoolgaande kinderen ligt tussen de 1,7 en 19,0%, met een hogere prevalentie bij jongens dan bij meisjes[33][41][42], zie 2.2. Deze variatie is afhankelijk van de definities die men in de literatuur gebruikt (zie bijlage 8.3 Definities van CP en DCD). Het meest gerapporteerd wordt een prevalentiecijfer van 5-6%[42]. Dit betekent dat in Nederland in elke klas van de basisschool tenminste één kind met DCD zit.
Verschijnselen en diagnose
De eerste verschijnselen van DCD kunnen zich al op zeer jonge leeftijd openbaren, maar dit is lang niet altijd het geval. De diagnose wordt doorgaans niet gesteld voor het vijfde levensjaar. Bij een kind van drie tot vijf jaar oud kan de diagnose DCD bij uitzondering worden gesteld als het duidelijk motorische beperkingen laat zien ondanks voldoende leermogelijkheden. Andere oorzaken voor de motorische achterstand moeten dan zijn uitgesloten, zoals deprivatie, genetische syndromen of neurodegeneratieve aandoeningen. Om tussen de leeftijd van drie en vijf jaar oud de diagnose DCD te stellen moeten er ten minste twee onderzoeken worden uitgevoerd met daartussen een interval van minimaal drie maanden. De diagnose kan in dit leeftijdsinterval alleen worden gesteld als op beide momenten aan de criteria voor DCD is voldaan[43][44].
Typische kenmerken van kinderen met DCD
Kinderen met DCD hebben problemen met de fijne motoriek, de grove motoriek of met beide[42]. Fijnmotorische ontwikkelingsproblemen en balansproblemen komen vaak samen voor, maar het komt ook zeer frequent voor dat kinderen alleen fijnmotorische problemen hebben en geen balansproblemen of grofmotorische problemen[46]. Meestal is de motorische uitvoering langzamer, minder accuraat en meer variabel dan van leeftijdgenoten. Dit geeft het algemene beeld dat deze kinderen erg onhandig zijn. Hierdoor ervaren ze vaak problemen met hun leeftijdgenoten, wat kan leiden tot een laag zelfbeeld en/of faalangst[42][45][46]. Hoewel DCD geen gevolg is van een medische conditie, komt DCD vaak voor in combinatie met andere ontwikkelings- en/of gedragsstoornissen, zoals attention deficit hyperactivity disorder (ADHD), autisme spectrumstoornissen (ASS), taalontwikkelingsstoornis (TOS) en leerproblemen (zoals dyslexie). Indien dit het geval is, worden verschillende diagnoses gesteld. De Europese (en Nederlandse) aanbevelingen stellen dat de diagnose en behandeling van comorbiditeit volgens de desbetreffende richtlijnen moeten gebeuren. Zie ook paragraaf 1.4.
Risicofactoren voor DCD
Risicofactoren voor DCD zijn prematuriteit, small-for-gestational-age (SGA; dat wil zeggen: laag geboortegewicht ten opzichte van de zwangerschapsduur), lage APGAR-score, perinatale hypoxie en hypotonie. Bij ernstig prematuren (geboren na een zwangerschapsduur <29 weken) en kinderen die klein zijn bij geboorte (<1.500 gram) is de kans op DCD 40-48%, ook als hun motorische ontwikkeling in de eerste vijf jaar niet noemenswaardig afwijkend is verlopen[47]. Van matig prematuren is eveneens bekend dat ze een verhoogd risico hebben op DCD: elke week dat de zwangerschapsduur korter duurt verhoogt het risico op DCD met 19%[48].
Consequenties van DCD
Een belangrijk gevolg van DCD is dat kinderen minder actief zijn, ook in hun dagelijkse leven (tijdens schoolpauzes, gymlessen en in hun vrije tijd). Experts veronderstellen dat dit het risico verhoogt op overgewicht, minder uithoudingsvermogen en verminderde spierkracht. Ook voor ouders heeft DCD bij hun kind consequenties, vooral op sociaal-emotioneel vlak. De consequenties zijn ernstiger als de diagnose DCD pas laat wordt gesteld. Vaak wordt late diagnose veroorzaakt doordat zorgen van ouders niet serieus zijn genomen. Voor meer informatie zie ook www.balansdigitaal.nl Deze linkt opent in een nieuw tabblad. De primaire verantwoordelijkheid in de begeleiding van DCD is niet eenduidig en afhankelijk van de ernst van de ervaren (complexiteit van de) problematiek. De revalidatiegeneeskunde speelt een belangrijke rol ten aanzien van diagnostiek en (perifere) begeleiding. Zie ook paragraaf 1.6 voor het belang van tijdige signalering en behandeling van DCD. Ouders hebben vaak te maken met extra zorgkosten, al worden deze meestal vergoed door zorgverzekeraars.