2.5.2 Developmental Coordination Disorder

JGZ richtlijn Motorische ontwikkeling (2019)

Motorische ontwikkeling

De diagnose DCD moet niet te vroeg gesteld worden vanwege mogelijke overdiagnostiek (zie paragraaf 2.1.2). Tegelijkertijd is vroege herkenning wel belangrijk om op tijd therapie te kunnen inzetten, zeker omdat DCD leidt tot veel andere problemen, zoals leer- en schrijfproblemen en psychologische stress[65]. De JGZ kan een prominente rol spelen bij de diagnostiek van DCD door zowel grofmotorische als fijnmotorische signalen goed te monitoren. Grofmotorische signalen voor DCD bij het voorschoolse kind zijn vertraagde motorische mijlpalen (zitten, staan, lopen), en vergeleken met leeftijdsgenoten vaak vallen, uit evenwicht zijn, moeite met optillen van één voet zonder uit balans te raken, een hekel aan klimmen hebben (angstig), moeite hebben met springen of op een driewieler rijden, en sneller vermoeid zijn. Fijnmotorische signalen voor DCD vanaf de schoolse leeftijd zijn weinig interesse voor constructiespeelgoed (LEGO, blokken), moeite met vasthouden van potloden en krijtjes, moeite met tweehandige activiteiten, zoals knippen en knopen dichtdoen, en moeite met het generaliseren van het geleerde.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback