Optimale zorg voor kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen vraagt om een goede samenwerking tussen de JGZ, ketenpartners en andere zorgverleners. Experts geven aan dat er grote verschillen bestaan in zorgaanbod (van specialisten) tussen de verschillende regio’s. De heterogeniteit van de sociale kaart maakt het moeilijk om landelijke afspraken te realiseren. Daarom is het van belang dat de JGZ vooral regionale afspraken maakt en niet zo zeer landelijke afspraken nastreeft. In deze richtlijn staat een blauwdruk voor lokale samenwerkingsafspraken, weergegeven in stroomschema’s (Figuur 1 en 2).
Leeswijzer
De subparagrafen van sectie 5 zijn iets anders opgebouwd dan van secties 2 en 3. Er bleek veel overlap te bestaan tussen de antwoorden op de uitgangsvragen die geformuleerd staan in de paragrafen 5. Daarom zijn de aanbevelingen die voortkomen uit deze uitgangsvragen samengevoegd in paragraaf 4.0. Om dezelfde reden zijn ook de stroomschema’s (Figuur 1 en 2) die samenhangen met de beantwoording van deze uitgangsvragen, in sectie 5.0 opgenomen. In deze stroomschema’s staat een overzicht van de vervolgstappen die kunnen plaatsvinden na het afnemen van respectievelijk het Van Wiechenonderzoek (VWO) en de Baecke-Fassaert Motoriektest (BFMT). Deze beslisbomen zijn ook van toepassing voor prematuur geboren kinderen, maar voor deze speciale doelgroep zijn ook extra zorgpaden beschikbaar. Deze staan benoemd in de aanbevelingen. Volledigheidshalve wordt gemeld dat de JGZ (extra) controles, overleggen met externen (zoals (voor-)scholen, huisartsen, specialisten), en verwijzingen altijd in overleg doet met en na toestemming van de ouders of wettelijk vertegenwoordigers en/of jeugdigen zelf (conform Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst, WGBO). Dit wordt daarom niet apart vermeld in de aanbevelingen.
Figuur 1 en 2: Stroomschema’s voor de vervolgstappen na afname van het Van Wiechenonderzoek (VWO) bij elk consult tussen de leeftijd van 0 en 4;6 jaar (Figuur 1) en na afname van de Baecke- Fassaert Motoriektest (BFMT) op 5-6;6-jarige leeftijd (Figuur 2)
Toelichting: Elke ruit omvat een vraag waarop ‘ja’ of ‘nee’ kan worden geantwoord. Daaropvolgend volgt hetzij een nieuwe vraag (ruit), hetzij een actie (rechthoek), hetzij een conclusie (rond). Soms zijn meerdere vervolgacties mogelijk, afhankelijk van de ernst van de situatie en/of de DD.
DD = differentiaaldiagnose en is een lijst met mogelijke diagnoses, die door nadere diagnostiek kunnen worden uitgesloten (Zie voor een globaal overzicht van de verschillende diagnoses hoofdstuk 1).
KFT = kinderfysiotherapeut; afhankelijk van de problematiek en de lokale samenwerkingsafspraken kan ook verwezen worden naar ergotherapeut of kinderoefentherapeut
MRT = motorisch remedial teacher
IB’er = intern begeleider