Hieronder staan alarmsignalen die tijdens het eerste levensjaar240 beoordeeld worden met het Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek Deze linkt opent in een nieuw tabblad (VWO)[15].
Armoede aan bewegingen Gebrek aan initiatief Niet aankijken |
Eén- of dubbelzijdig stereotiepe1 houding: vuistjes, holle rug, hoofd achterover, arm- of beenhouding opvallend Verwaarlozen van een hand, arm, been Asymmetrische hoeveelheid bewegingen Asymmetrische bewegingspatronen |
Tussen de handen doorglijden indien onder de oksels vastgehouden Slap afhangend hoofd bij (optrekken tot) zit |
Tremor bij spontane motoriek bij niet huilend kind |
Strekken en onbeweeglijk houden van heupen, knieën en enkels bij verticale zweefhouding en heen-en-weer zwaaien |
Stereotiep1 aanwezige asymmetrische tonische nekreflex2 of opisthotonus3 |
Zittend op ondereind van de gebogen rug, indien benen gestrekt op de onderlaag worden gehouden |
Geen of onvoldoende reactie op geluid |
Geen of onvoldoende volgen van ogen (en hoofd) |
Constant strabisme (afwijkende oogstand) |
Constant ondergaande-zon-fenomeen4 Wijkende schedelnaden Gespannen fontanel Abnormale groei van de schedelomvang (vaak spugen, gespannen gelaatsuitdrukking) |
Niet optreden van onderscheid tussen bekend en vreemd (‘eenkennigheid’) |
Geen imitatiespelletjes Geen kiekeboe spelletjes |
Alarmsignalen gerelateerd aan neuromotorische ontwikkeling zijn vet gedrukt:
1 Stereotiep: als een houding langer dan circa 10 minuten duurt en het kind deze niet zelf overwint.
2 Asymmetrische tonische nekreflex: bij opzij draaien van het hoofd wordt de arm en/of been aan de kant waarheen het gezicht is gericht gestrekt, en de andere arm en/of het andere been gebogen.
3 Opisthotonus: achteroverkrommen van hoofd en rug, vaak met achteruitgetrokken schouders.
4Ondergaande-zon-fenomeen: de helft van de cornea verdwijnt onder het onderooglid, in uitgesproken gevallen is de witte sclera boven het hoornvlies zichtbaar door retractie van het bovenooglid.
Hieronder staan alarmsignalen die na het eerste levensjaar beoordeeld kunnen worden met het VWO15.
Alarmsignalen na het eerste levensjaar240, te beoordelen volgens het VWS |
Onvermogen tot (gaan) zitten, kruipen, rollen, staan, lopen ( de beide laatste vanaf 18-20 maanden) |
Bolle rug bij zitten met gestrekte benen |
Geen evenwicht bij zitten met aaneengesloten benen |
Stereotiepe asymmetrische houding of bewegingspatronen bij zitten, staan of lopen |
Langs de benen ‘omhoogklimmen’ bij gaan staan (teken van Gower’s) |
Constant op de tenen staan of lopen |
Brede basis bij staan en lopen (na 24 maanden) |
Staan en/of lopen met stereotiep naar binnen gedraaide benen en voeten en beperkte heupstrekking (‘scharen’) |
Voortdurende buiging van de tenen (‘klauwen’) bij staan en/of lopen |
Onvermogen tot gedifferentieerd bewegen van de schouders ten opzichte van het bekken bij staan en lopen (vanaf 3 jaar) |
Onvermogen voorwerp vanuit stand van de vloer op te rapen (vanaf 2 jaar) |
Blokachtige rompbewegingen bij kruipen (na 2,5 jaar)1 |
Trillerige handmotoriek |
Storende hoeveelheid meebewegingen in de contralaterale hand/arm bij eenzijdig hand/arm-gebruik, zoals bijvoorbeeld prikken, knippen, plakken |
Voortdurend kwijlen |
Onvermogen hoeveelheid (kleine) bewegingen aan te passen aan de bezigheden (armbeweeglijkheid, rusteloosheid) |
Onvoldoende interesse voor de omgeving |
Stoornissen in de oogbewegingen of de oogstand |
Onvoldoende horizontale en verticale geluidsbronlokalisatie2 |
Alarmsignalen gerelateerd aan neuromotorische ontwikkeling zijn vet gedrukt.
1 Schouders en heupen worden niet of nauwelijks ten opzichte van elkaar bewogen: de romp beweegt ‘als uit één stuk’
2 Een hoge en een lage tonen producerend belletje achter, opzij, boven het hoofd of laag achter de rug.