Richtlijn: Angst (2016)

Onderbouwing

Uitgangsvragen

  • Hoe kunnen rollen en taken optimaal worden verdeeld tussen betrokken zorgverleners bij jeugdigen (0-18 jaar) met angst, ter voorkoming van dubbelingen, hiaten en tegenstrijdigheden?
  • Hoe kunnen rollen en taken worden verdeeld tussen betrokken zorgverleners en ouders van jeugdigen (0-18 jaar) met angst, zodat de mogelijkheden van beide ouders om het kind te ondersteunen optimaal worden benut?
  • Welke relevante informatie betreffende jeugdigen (0-18 jaar) met angst dient door zorgverleners, ook anders dan die van de JGZ, te worden overgedragen tijdens verwijzing en uitgewisseld na verwijzing?
  • Welke informatie/voorlichting, rekening houdend met diversiteit, dient door de zorgverleners aan ouders (en jeugdige) te worden gegeven t.a.v. de angstklachten en de verschillende opties voor begeleiding/behandeling van jeugdigen (0-18 jaar) met angst?

Taken en rollen betrokken zorgverleners

In de zorg voor jeugdigen met problematische angst of een angststoornis en hun ouders kunnen verschillende professionals betrokken zijn, afhankelijk van de lokale situatie. Denk hierbij naast de jeugdarts, jeugdverpleegkundige en verpleegkundig specialist, aan de huisarts en de praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ, met aandachtsgebied Jeugd), het sociale wijkteam, zorgverleners van Jeugdhulp en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), opvoedadviseurs, de (school)maatschappelijk werkende, schoolpsycholoog, schoolorthopedagoog en GGZ-professionals in de Jeugd- GGZ (generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ).

De samenwerking waaronder het verdelen van de rollen en taken zal lokaal, via ketenafspraken, geregeld moeten worden. De gemeenten hebben als verantwoordelijke voor en als financier van alle niet-somatische zorg voor jeugdigen een belangrijke rol in het maken van deze afspraken. Het is aan de gemeente om ketenafspraken te initiëren. Iedere organisatie die betrokken is bij de zorg voor jeugdigen met problematische angst of een angststoornis heeft daar echter een verantwoordelijkheid in.

Voor de JGZ betekent dit dat zij met haar ketenpartners afspraken maakt over wie wat doet in de zorg aan jeugdigen met problematische angst of een angststoornis. Wanneer deze afspraken er (nog) niet zijn, is het de verantwoordelijkheid van de JGZ-professional om op individueel niveau afspraken te maken met de ketenpartners ten behoeve van de continuïteit van zorg.

In deze JGZ-richtlijn worden niet de taken en rollen van andere dan JGZ-professionals beschreven. Het is immers niet aan de werkgroep om te bepalen welke taken en rollen andere professionals dienen uit te voeren. Daarom wordt verwezen naar beroepsprofielen van de betrokken professionals.

Voor de artsen en verpleegkundigen binnen de JGZ gelden de CanMEDS-rollen (de
Canadese methodiek van bij‐ en nascholing van de zorgverlener) als leidraad:

  • Bij elk contact, persoonlijk of digitaal via vragenlijsten, alert zijn op signalen van angstklachten en indien passend normaliseren.
  • Bieden van voorlichting, advies en kortdurende begeleiding.
  • Zo nodig toeleiding door de jeugdarts/jeugdverpleegkundige/verpleegkundig specialist en verwijzing door de jeugdarts naar andere professionals.
  • Adviseren van scholen en gemeenten over collectieve activiteiten t.a.v. angstproblematiek.

Verdeling taken en rollen tussen betrokken zorgverleners en ouders van jeugdigen

Zorgverleners in de JGZ zijn in eerste instantie signaleerders en gidsen. Totdat de jeugdige 12 jaar is met name voor de ouders, vanaf 12 jaar voor de jeugdige zelf en bij voorkeur maar in ieder geval zo nodig en waar mogelijk tevens voor de ouders. Zij geven mondeling uitleg en advies, zo mogelijk ondersteund door schriftelijke of digitale informatie of in beeld bij ouders/jeugdigen die de Nederlandse taal matig of slecht beheersen.

Voor de JGZ-professionals is een belangrijke rol weggelegd in de uitleg van normale, gezonde angst, advisering als het problematisch wordt en verwijzing indien de jeugdige en/of de ouders vast dreigen te lopen door de angstproblemen.

Wanneer verwezen wordt voor begeleiding, onderzoek of behandeling, geeft de betrokken JGZ-professional in overleg met ouders/jeugdige alle relevante informatie mee. Denk hierbij aan klacht(en) en hulpvraag, ontwikkelingsgegevens van de jeugdige, inclusief de ontwikkeling van de problematiek, de beschermende factoren, bijkomende problematiek, gezinsgegevens, reeds verricht onderzoek/begeleiding/behandeling en wie betrokken zijn.

De ouders of jeugdige zelf hebben als taak dat zij zich aanmelden bij de hulpverlener of doen dat samen met de verwijzer. Ouders/jeugdige zijn zelf verantwoordelijk voor het opvolgen van de verwijzing/begeleiding tenzij zij daartoe niet in staat zijn en/of de jeugdige in gevaar komt, indien de verwijzing niet wordt opgevolgd.

De hulpverlener koppelt terug aan de verwijzer of ouders en jeugdige zijn aangekomen en, met toestemming van de ouders/jeugdige, wat de ingezette hulp en het effect ervan is. Ook kan in overleg gekeken worden of de verwijzer in nazorg of vervolg nog een rol kan spelen.

Wat zijn criteria voor toeleiding naar andere zorg?

Voor toeleiding naar andere zorg zijn criteria te geven die echter nooit absoluut zijn. De afweging is deels subjectief en wordt geleid door kennis en ervaring. Om juist te verwijzen moet altijd het hele systeem van de jeugdige in de afwegingen meegenomen

worden. De JGZ-professional maakt die afweging per casus aan de hand van soort en ernst van de problematiek en van de beschermende factoren. Deze laatste beschermen niet als er al een stoornis is maar ze kunnen wel een rol spelen in de kansen op succes van de behandeling.

Wanneer zijn signalen van angst reden tot JGZ-zorg en wat zijn redenen om door te verwijzen?

  • Bij aanwezigheid van lichte angstklachten die duiden op normale angst zijn de activiteiten van  de JGZ-professional erop gericht de angst te normaliseren.
  • Bij een vermoeden van problematische angst biedt de JGZ-professional interventies op maat en monitort het beloop.
  • Bij twijfel tussen problematische angst en een angststoornis, consulteert de JGZ-professional de Jeugd-GGZ (generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ).
  • Wanneer er sprake is van een vermoeden van een angststoornis of als er naast de angst andere psychische problematiek aanwezig is (bijv. depressie, ADHD, ASS), dient verwezen te worden naar de gespecialiseerde GGZ.
  • Wanneer de problemen van de jeugdige aanhouden ondanks ingezette interventies, consulteert de JGZ-professional de Jeugd-GGZ voor advies of verwijst naar de Jeugd-GGZ voor diagnostiek en behandeling.
  • Wanneer bij een jeugdige met problematische angst psychiatrische problematiek bij de ouders meespeelt, verwijst de JGZ-professional naar de gespecialiseerde GGZ.
  • Wanneer problemen in de opvoedingssituatie doorslaggevend lijken bij problematische angst, wordt verwezen naar de jeugdhulpverlening.

Tot slot vraagt schoolweigering om snel ingrijpen om de kansen op een succesvolle terugkeer naar school zo groot mogelijk te maken. Wanneer de schoolweigering een gevolg is van een onderliggende angstproblematiek dient behandeling binnen de Jeugd- ggz plaats te vinden, met gelijktijdige inzet van een gestructureerde aanpak van schoolverzuim.

Welke relevante informatie betreffende jeugdigen met angst dient te worden overgedragen bij en na verwijzing?

Bij de verwijzing:
● Klacht
● Hulpvraag
● Waarom wordt juist nu hulp gezocht?
● Hoe acuut zijn de problemen?
● Hoe is het beloop in de tijd?
● Huidig functioneren in 1ste, 2de en 3de milieu
● Wat hebben ouders, jeugdige, andere betrokkenen zoals school al gedaan?
● Reeds verricht onderzoek/begeleiding/behandeling
● Wat werkte wel en wat niet?
● Ontwikkelingsgegevens jeugdige
● Gezinssituatie
● Bijkomende problematiek
● Beschermende factoren
● Wie zijn er op dit moment betrokken?

Na verwijzing, terugkoppeling:
● Eventuele diagnose
● Ingestelde behandeling
● Effect van de behandeling
● Mogelijke rol verwijzer in nazorg of vervolg

Het is belangrijk om samen met de ouders en eventueel de jeugdige de ervaren angst goed uit te vragen. Veelal is er behoefte aan informatie: hoe ernstig is het, hoe ga je ermee om, gaat het vanzelf over, is het normaal dat mijn kind zo angstig is?

Naar aanleiding van de inventarisatie geeft de JGZ-professional gericht informatie aan ouders en de jeugdige. Wanneer het fasegebonden problematiek betreft, kan de JGZ-professional na mondelinge uitleg en advies een folder hierover mailen of meegeven of betrokkenen op websites wijzen. Dit kan een eigen folder van de JGZ-organisatie zijn of een verwijzing naar bijvoorbeeld de Angst Dwang en Fobie stichting en voor jeugdigen naar stop je angst.

Indien meer ondersteuning nodig is, kan de jeugdverpleegkundige in maximaal drie tot vijf gesprekken met ouders of jeugdige een plan van aanpak bespreken en hen hierin begeleiden.

Het is belangrijk op de hoogte te zijn van lokaal aanbod in de keten zoals cursussen met betrekking tot het leren omgaan met angst.
Wanneer de problematiek of de hulpvraag zwaarder is, moet verwezen worden. Dit gebeurt door de jeugdarts. Deze moet goed op de hoogte zijn van de lokale mogelijkheden en de procedures van verwijzing.

Voor meer informatie wordt verwezen naar het thema Interventies.


Pagina als PDF