Richtlijn: Angst (2016)

Verantwoording

Thema Herkennen van angst

De methode waarop gegevens zijn verzameld voor beantwoording van uitgangsvraag 1 t/m 3 is in overleg met de werkgroep vastgesteld. Er is voornamelijk gebruikgemaakt van:

  • Handboeken binnen de ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingspsychopathologie (Boer, 1998; Boer, 2011; Dieleman & Dierckx, 2014; Lewis & Rudolph, 2014; Silverman & Field, 2011).
  • Nederlandse richtlijnen (Protocol Angst GGD Midden Nederland, Richtlijn Psychosociale problemen JGZ) (GGD Midden Nederland, 2008; Postma, 2008).
  • Raadpleging van de werkgroep en hun achterban.

Thema Risico- en beschermende factoren

De (wetenschappelijke) bewijsvoering bestaat uit:

  • Bestudering van hoofdstukken uit recente handboeken over angst bij jeugdigen en ontwikkelingspsychopathologie (Boer, 2011; Dieleman & Dierckx, 2014; Lewis & Rudolph, 2014; Silverman & Field, 2011).
  • Nederlandse richtlijnen (Protocol Angst GGD Midden Nederland, Richtlijn Psychosociale problemen JGZ) (GGD Midden Nederland, 2008; Postma, 2008).
  • Systematische search in PsychInfo (vanaf 2009) naar risicofactoren en beschermende factoren van angst bij jeugdigen: Hier zijn om pragmatische reden de meta-analyses en reviews uitgehaald. Voorts werd de snowballing-methode (via PubMed) toegepast naar relevante meta-analyses en reviews. Bij sommige uitgangsvragen (over rol etniciteit, geslacht, sociaaleconomische status) werden de primaire studies bekeken.

In overleg met de werkgroep en zoals ook vermeld staat in de uitgangsvragen is besloten tot een pragmatische zoekstrategie: er zijn al goede wetenschappelijke overzichten van risicofactoren en beschermende factoren en dat hoeven we hier niet over te doen. Wel moet het om factoren gaan waar de JGZ iets mee kan en moet het begrijpelijk en behapbaar zijn. Vandaar dat ervoor is gekozen uit te gaan van een aantal overzichtswerken uit handboeken en daarnaast een wetenschappelijke aanvulling met vooral meta-analyses en systematische reviews die allemaal gepubliceerd en peer- reviewed zijn. Om pragmatische redenen, vanwege de beperkte relevantie voor het thema, zijn hiervan geen evidence-tabellen gemaakt.

Thema signaleren

De (wetenschappelijke) bewijsvoering bestaat uit:

  • De basis van dit hoofdstuk is praktijkervaring vanuit de werkgroep en instrumenten die beschikbaar zijn in Nederland.
  • Aanvullend is een systematische search gedaan in PsychInfo, PubMed en CINAHL naar signaleringsinstrumenten. Zoekwoorden zijn geformuleerd binnen vier aspecten: 1) Angst (zoals ‘anxiety’, ‘social anxiety’, ‘phobia’ etc.), 2) Screening (zoals ‘psychological assessment, screening, early detection etc.), 3) Effectiviteit (zoals ‘test validity’, ‘psychometrics’, ‘effic*’, ‘evaluation’ etc.), en 4) Kinderen/adolescenten (zoals ‘Infan*’, ‘child*’, ‘adolescen*’etc.). Dit leverde te veel hits op (2 à 3.000), daarom is gekozen om de meta-analyses en (systematische) reviews te gebruiken (9 stuks, waarvan er 6 bruikbaar waren). Aanvullend zijn primaire Nederlandse studies gebruikt die onderzoek beschrijven naar angstspecifieke signaleringsinstrumenten.
  • Door ZonMw gefinancierde onderzoeken op het gebied van signalering/screening in de JGZ zijn bekeken: proefschrift Theunissen (2013) en Vreeke (2013), Hielkema (DMO-protocol), Kruizinga (KIPPPI, BITSEA).
  • Overzicht screeningsinstrumenten van het NJI. Deze database bevat ook alle informatie over validiteit, betrouwbaarheid en normering over deze instrumenten uit de COTAN (maar blijkt niet meer altijd up-to-date). Voor de SCAS en de RCADS-C is de databank van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie geraadpleegd.

Thema Interventies

De basis van dit thema is praktijkervaring vanuit de werkgroep en interventies die beschikbaar zijn in Nederland. De wetenschappelijke bewijsvoering ter ondersteuning bij de ontwikkeling van het thema ‘Interventies’ van de JGZ-richtlijn Angst bestond uit een een literatuursearch naar meta-analyses en systematische reviews met als onderwerp de effectiviteit van preventieve angstinterventies voor jeugdigen en een inventarisatie van in Nederland beschikbare interventies voor angst. Er is gezocht via de databases PubMed en Google Scholar met als trefwoorden “anxiety”, “children”, “adolescents”, “prevention”. Er zijn acht meta-analyses en systematische reviews gevonden, waarvan er drie geschikt waren (Calear & Christensen, 2010; Christensen, Pallister, Smale, Hickie, & Calear, 2010; Fisak, Richard & Mann, 2011).

De nadruk in het hoofdstuk ligt op wat op dit moment in de Nederlandse praktijk voorhanden is. De uitgangsvragen in het hoofdstuk zijn samen beantwoord, omdat adviezen en interventies voor jeugdigen en hun ouders of verzorgers niet los van elkaar kunnen worden gezien.

Zoekstrategie Databank effectieve jeugdinterventies

Om een zo up-to- date mogelijke lijst met interventies te creëren is een search verricht in de ‘Databank effectieve jeugdinterventies' van het NJI. De search is uitgevoerd op 1 juli 2014, waarbij is gezocht naar ‘angst’ onder het kopje ‘erkende interventies’. Er werden 18 interventies gevonden die zich richten op preventie of behandeling van angst. Alleen die interventies zijn meegenomen in het hoofdstuk die specifiek over angst gaan (en niet de interventies die gaan over pesten, kindermishandeling of brede opvoedingsondersteuning, omdat deze al in de betreffende richtlijnen staan opgenomen). Dit waren er in totaal 9. De in de databank opgenomen interventies zijn door een erkenningscommissie interventies beoordeeld op hun effectiviteit. Als een interventie opgenomen is in de databank dan is deze minimaal goed onderbouwd. Vervolgens kan de bewijskracht van de interventie toenemen naar effectief volgens eerste, goede of sterke aanwijzingen. Hieronder staat een overzicht en beschrijving van de categorieën van effectiviteit die worden gehandhaafd door het NJI.

  • Goed onderbouwd: Een interventie krijgt deze classificatie als deze op z'n minst goed beschreven is en als aannemelijk is gemaakt dat met die interventie het gestelde doel kan worden bereikt.
  • Effectief volgens eerste aanwijzingen: Een interventie is effectief volgens eerste aanwijzingen als uit onderzoek met zwakke of indicatieve bewijskracht, zoals veranderingsonderzoek, blijkt dat er voldoende effect optreedt bij uitvoering van de interventie, ook al staat nog niet vast dat dit effect (helemaal) door de interventie wordt veroorzaakt.
  • Effectief volgens goede aanwijzingen: Een interventie is effectief volgens goede aanwijzingen als uit onderzoek met beperkte bewijskracht blijkt dat bepaalde doelen er in de praktijk beter mee worden bereikt dan met andere interventies of met niets doen.
  • Effectief volgens sterke aanwijzingen: Een interventie is effectief volgens sterke aanwijzingen als uit voldoende onderzoek met sterke of zeer sterke bewijskracht blijkt dat bepaalde doelen er in de praktijk beter mee worden bereikt dan met andere interventies of met niets doen.

Evidence tabellen thema Interventies: Preventie van angst bij jeugdigen en niveau van bewijsvoering

In de evidence-tabellen (bijlagen) worden de drie meta-analyses en systematische reviews beschreven die in dit hoofdstuk zijn gebruikt.

Thema Toeleiden naar andere zorg en samenwerken in de keten

Het thema is gebaseerd op praktijkkennis. Er is geen literatuursearch gedaan, omdat geen onderzoek naar toeleiding en samenwerking bij angst in de JGZ in Nederland bekend is.

Kennislacunes

Thema Herkennen van angst

  • Er is nauwelijks kennis over cultuurspecifieke signalen van angst, problematische angst of differentiatie in uiting van angststoornissen.
  • Er zijn nauwelijks prevalentiecijfers van angststoornissen bij kinderen in Nederland. Er is geen inzicht in de prevalentie van faalangst (faalangst op voorschoolse voorzieningen zoals de peuterspeelzaal met VVE; de verwachtingen voor jonge kinderen kunnen al vroeg heel hoog liggen, faalangst in het basisonderwijs, faalangst op middelbare school).

Thema Risico- en beschermende factoren

Er is weinig literatuur te vinden over specifieke risicofactoren en beschermende factoren die samenhangen met sociaaleconomische status, etniciteit en geslacht.

Thema signaleren

  • Er zijn geen speciale signaleringsinstrumenten beschikbaar voor ouders of jeugdigen met een lage taalvaardigheid en/of laag opleidingsniveau.
  • Voor sociale angst is het niet helder welke lijst het beste gebruikt kan worden (SPAI-C met goede psychometrische kwaliteiten maar niet gevalideerd in Nederland, SAS-K verouderde normen en validiteit).
  • Voor verschillende specifieke screeningslijsten voor angst is nog weinig Nederlands onderzoek beschikbaar (zoals de MASC en de korte instrumenten BIC-SF en FSSC-R- SF). Voor de meeste specifieke screeningsinstrumenten is niet onderzocht of de vragenlijst geschikt is voor kinderen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse (alleen RCADS: wel geschikt; BIC-SF: niet geschikt).

Thema interventies

  • Er zijn weinig interventies in de NJI-databank die het predikaat ‘goed onderbouwd’ ontstijgen (effectonderzoek ontbreekt meestal).
  • Over het effect van psycho-educatie/adviezen geven op het angstniveau bij jeugdigen is weinig bekend.
  • In de JGZ is geen protocol beschikbaar waarmee in 3 tot 5 gesprekken kortdurende begeleiding aan de jeugdige kan worden gegeven om problematische angst te leren hanteren en om erger te voorkomen. De werkgroep heeft in de richtlijn een voorstel gedaan voor invulling van de gesprekken.
  • In Nederland is geen preventieve kortdurende online interventie landelijk beschikbaar waarmee het kind zelf, onder begeleiding van een JGZ-professional en al dan niet met hulp van zijn of haar ouders/verzorgers, aan de slag kan gaan (wel een aantal zelfhulpboeken over angst/faalangst, een online interventie om verlegenheid te overwinnen die echter alleen lokaal beschikbaar is en een online behandelinterventie voor jeugdigen met een angststoornis).

Pagina als PDF