Richtlijn: Opsporen oogafwijkingen (2019)

Onderbouwing

Uitgangsvragen

  • Aan welke randvoorwaarden moeten faciliteiten minimaal voldoen om de screening testen betrouwbaar af te nemen?
  • Welke informatie uit de APK-TOV, Landolt-C of VOV-testen moeten JGZ-werkers minimaal delen met zorgverleners waarnaar zij verwijzen?
  • Welke informatie moeten zorgverleners waarnaar is doorverwezen minimaal delen met JGZ-werkers na doorverwijzing?
  • Kan er kostenbesparing optreden wanneer de visusmeting door doktersassistenten op basisscholen wordt uitgevoerd?
  • Heeft het beroep van de screener en de mate van training van de screener invloed op de sensitiviteit en specificiteit van de visusmeting?

Bij gebrek aan literatuur voor onderbouwing zijn deze uitgangsvragen op basis van praktijkervaringen beantwoord.

Overwegingen

Faciliteiten en randvoorwaarden

Voor een optimale betrouwbaarheid en validiteit moet het onderzoek worden uitgevoerd zoals beschreven in de bijlagen.

De lichtkasten zorgen voor overbelichting, waardoor de visusmeting onbetrouwbaar is. De Europese standaard voor visusmeting (ISO 8596, 2017) schrijft als luminantie van de visuskaart 80 - 320 cd/m² (candela per vierkante meter) voor. De lichtbakken met transparante visuskaart hebben een veel te hoge luminantie (1200 cd/m² met twee of 2000 cd/m² met drie 15w TL-buizen) waardoor respectievelijk een halve of drie kwart logMAR regel te hoge visus gemeten wordt (Sheedy et al, 1986). De lichtkasten voldoen dus niet aan de gestelde eisen om visus op te nemen. Een normaal verlichte spreekkamer heeft voldoende licht om de visuskaarten zonder extra verlichting te kunnen gebruiken. Daarom is in deze richtlijn afgesproken om de lichtkasten niet meer te gebruiken.* Zie bijlage 1d voor wetenschappelijke onderbouwing).

*De transparante Landolt-C kaarten op een witte achtergrond, liefst met wit papier, hebben een luminantie van 80 cd/m² en kunnen gebruikt worden tijdens de vervangingsfase van Landolt-C door de E-Haken kaart.

Informatie-uitwisseling bij verwijzing en terugrapportage

De jeugdarts of verpleegkundig specialist checkt na het verlopen van de verwijstermijn of het kind naar de afspraak met de orthoptist of oogarts gegaan is. De orthoptist of oogarts stuurt een schriftelijke rapportage met de resultaten van het oogonderzoek en een samenvatting van het behandelplan. Hierin dient ook te staan of er verdere acties nodig zijn vanuit de JGZ. Hiervoor is het noodzakelijk dat de naam en contactgegevens van de verwijzer bekend zijn bij orthoptist / oogarts.

Scholing van professionals

Scholing van JGZ-professionals verhoogt de kwaliteit van de opsporing van oogafwijkingen, die onder andere kan zorgen voor minder onnodig doorverwijzen. De JGZ-organisatie biedt de mogelijkheid om deze scholing te volgen aan. Dit houdt in dat iedere JGZ-organisatie beschikt over een visus-instructeur die volgens het train-de-trainer model de andere JGZ-professionals traint. Dit gebeurt met gebruik van een landelijk genormeerde en gecertificeerde toets. Lokale (regionale) visusinstructeurs moeten in 5 jaar tijd minstens 3 maal een terugkomdag volgen. De training met bijbehorende toets dient elke 5 jaar herhaald te worden.

Informatie aan ouders

Wanneer ouders goed geïnformeerd worden over het belang van het oogonderzoek is de kans groter dat zij hun kind zullen laten onderzoeken op de aangegeven onderzoeksmomenten. Goede informatie over het verloop van het onderzoek en adviezen over voorbereiding van het kind zijn een voorwaarde voor het slagen van de test. Snip (2017) toonde aan dat vooraf oefenen van plaatjes of zien van een voorlichtingsfilmpje een positief effect heeft op het succesvol uitvoeren van het aantal onderzoeken. Onvoorbereid had 35.3% een onvoldoende testresultaat, na oefenen werd het aantal mislukte tests met ongeveer 25% gereduceerd.

Ouders ontvangen de informatie van JGZ-instellingen. Indien het oogonderzoek op school plaats vindt kan, in overleg, de school een rol spelen bij de voorbereiding. Ouders met een lage sociaal economische status (SES), of ouders met een niet-Nederlandse herkomst, kunnen moeite hebben met het gangbare schriftelijk materiaal en het taalgebruik van de hulpverlener. Het gaat om ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden (health literacy). Veel folders, interventies en behandelingen gaan uit van taalvaardigheid en een abstractievermogen dat bij deze groep niet voldoende aanwezig is. Daarom moet de informatievoorziening door de JGZ professional ook aansluiten bij ouders met een lage SES en/of ouders met een beperkte beheersing van het Nederlands. Eventuele folders bij de richtlijn moeten geschreven zijn in begrijpelijke taal. Folders in meerdere talen of informatieverstrekking op een meer beeldende manier (filmpje, tekeningen) kunnen helpen bij de uitleg. Maak gebruik van de ‘teach back methode’: Laat de ouders of het kind aan jou terug vertellen wat de hoofdboodschap is. Een veelgebruikte zin daarvoor is: “Ik wil graag weten of ik het goed heb uitgelegd. Wil je mij vertellen wat we net hebben besproken?” Ook in het kader van doorverwijzen is dit heel belangrijk.

Stakeholders

Deze richtlijn kent een verscheidenheid aan stakeholders. Primaire stakeholders zijn ouders, kinderen, jeugdartsen, verpleegkundig specialisten, jeugdverpleegkundigen, jeugd-doktersassistenten en zorginstellingen. Secundaire stakeholders zijn relevante ketenpartners en indirect betrokken beroepsgroepen: huisartsen, orthoptisten, oogartsen, optometristen, opticiens, gemeenten, scholen en onderwijzers.

Organisatie, inbedding en eventuele kostenbesparing

De visusmeting in groep 1 of 2 van de basisschool (op 54-66 maanden) kan per regio verschillend worden uitgevoerd. Meestal is de opsporing van oogafwijkingen een onderdeel van een breder contactmoment. Het opsporen van oogafwijkingen kan ook los van dit contactmoment worden gedaan. Dit wordt per regio besloten en is dus ook per regio verschillend. JGZ-organisaties bepalen zelf waar de visusmeting in de leeftijdsperiode van 54-66 maanden plaatsvindt. De leeftijd waarop gescreend wordt moet binnen de adviezen van deze richtlijn plaatsvinden. Er moet daarbij rekening worden gehouden met de voorkeuren van de ouders, kinderen, scholen, professionals, de kwaliteit en het bereik van het onderzoek, en met logistieke overwegingen waaronder de kosten.


Pagina als PDF