Welke relevante informatie betreffende jeugdigen met angst dient te worden overgedragen bij en na verwijzing?
Bij de verwijzing:
- Klacht
- Hulpvraag
- Waarom wordt juist nu hulp gezocht?
- Hoe acuut zijn de problemen?
- Hoe is het beloop in de tijd?
- Huidig functioneren in 1ste, 2de en 3de milieu
- Wat hebben ouders, jeugdige, andere betrokkenen zoals school al gedaan?
- Reeds verricht onderzoek/begeleiding/behandeling
- Wat werkte wel en wat niet?
- Ontwikkelingsgegevens jeugdige
- Gezinssituatie
- Bijkomende problematiek
- Beschermende factoren
- Wie zijn er op dit moment betrokken?
Na verwijzing, terugkoppeling:
- Eventuele diagnose
- Ingestelde behandeling
- Effect van de behandeling
- Mogelijke rol verwijzer in nazorg of vervolg
Het is belangrijk om samen met de ouders en eventueel de jeugdige de ervaren angst goed uit te vragen. Veelal is er behoefte aan informatie: hoe ernstig is het, hoe ga je ermee om, gaat het vanzelf over, is het normaal dat mijn kind zo angstig is?
Naar aanleiding van de inventarisatie geeft de JGZ-professional gericht informatie aan ouders en de jeugdige. Wanneer het fasegebonden problematiek betreft, kan de JGZ-professional na mondelinge uitleg en advies een folder hierover mailen of meegeven of betrokkenen op websites wijzen. Dit kan een eigen folder van de JGZ-organisatie zijn of een verwijzing naar bijvoorbeeld de Angst Dwang en Fobie stichting en voor jeugdigen naar stop je angst.
Indien meer ondersteuning nodig is, kan de jeugdverpleegkundige in maximaal drie tot vijf gesprekken met ouders of jeugdige een plan van aanpak bespreken en hen hierin begeleiden.
Het is belangrijk op de hoogte te zijn van lokaal aanbod in de keten zoals cursussen met betrekking tot het leren omgaan met angst.
Wanneer de problematiek of de hulpvraag zwaarder is, moet verwezen worden. Dit gebeurt door de jeugdarts. Deze moet goed op de hoogte zijn van de lokale mogelijkheden en de procedures van verwijzing.