In 2013 is de Wet ‘Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling’ [47] ingevoerd voor alle zorgaanbieders in de zin van de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen [9] en dus ook voor JGZ-organisaties.
De wet verplicht organisaties en zelfstandige beroepskrachten om …
- een meldcode over huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen;
- het gebruik van de meldcode te bevorderen; en
- de beroepskracht te ondersteunen bij het handelen naar aanleiding van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
De Meldcode Deze linkt opent in een nieuw tabbladgeeft ondersteuning bij handelingsverlegenheid, twijfel en ongeloof wanneer kindermishandeling gesignaleerd of vermoed wordt. Als de meldcode zorgvuldig is doorlopen, en de uitkomst is dat een melding noodzakelijk is, geeft dit de beroepskracht de legitimatie om een melding bij Veilig Thuis te doen (ook als de betrokkene geen toestemming geeft). Zie voor meer informatie: Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 Deze linkt opent in een nieuw tabblad[8] en de Toolkit meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling Deze linkt opent in een nieuw tabblad
De ‘Kindcheck Deze linkt opent in een nieuw tabblad’ [58] is een verplicht onderdeel van Meldcode en geldt voor alle professionals die onder de Wet verplichte Meldcode vallen. De Kindcheck is gericht op beroepskrachten die contacten hebben met volwassen cliënten en niet met hun (klein-)kinderen, en daarom ook niet beschikken over kindsignalen. De Kindcheck is in alle gevallen aan de orde waarin de beroepskracht zich, vanwege de ernstige situatie van zijn volwassen cliënt, zorgen maakt over mogelijk aanwezige minderjarige kinderen. De Kindcheck geldt als een beroepskracht meent dat er, vanwege de toestand van zijn volwassen cliënt, risico’s zijn op ernstige schade voor kinderen of een bedreiging van de veiligheid van kinderen die afhankelijk zijn van de zorg van cliënt. Zo geldt de Kindcheck bijvoorbeeld in geval er bij de ouders sprake is van een ernstige (chronische) depressie, zware verslaving, (dreigende) huisuitzetting, geweld tussen huisgenoten, suïcidepoging.
In 2019 is de Wet Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling uitgebreid met het ‘Afwegingskader’ dat professionals ondersteunt bij de beslissing of een melding bij Veilig Thuis moet worden gedaan. De verschillende beroepsgroepen hebben daarnaast professionele normen/ meldnormen vastgesteld: criteria waarvoor een melding noodzakelijk is. Zie: Het afwegingskader in de meldcode
De wet noemt de volgende stappen van de Meldcode Deze linkt opent in een nieuw tabblad
Stap 1: In kaart brengen van signalen.
Stap 2: Overleggen met een collega en/of Veilig Thuis Deze linkt opent in een nieuw tabblad
Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n).
Stap 4: Wegen van de kindermishandeling.
Stap 5: Beslissen over melden en/of hulp organiseren
De stappen hoeven niet in de beschreven volgorde doorlopen te worden en hoeven niet afgerond te worden alvorens een volgende stap te zetten. Ook kan een stap opnieuw doorlopen worden. De stappen moeten wel alle doorlopen zijn alvorens een melding wordt gedaan, tenzij een stap om veiligheidsredenen niet kan worden genomen, zoals bij eerwraak of acute dreiging.
JGZ-instellingsmeldcode
Voor JGZ-professionals zijn de volgende meldcodes per beroepsgroep landelijk uitgewerkt:
- Artsen: KNMG Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2023) Deze linkt opent in een nieuw tabblad [56]
- Verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten: V&VN meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2018) Deze linkt opent in een nieuw tabblad [15]
- Doktersassistenten: Kindermishandeling en huiselijk geweld – NVDA Deze linkt opent in een nieuw tabblad (2019) [42]
LET OP: De drie meldcodes verschillen van elkaar in uitwerking.
- De KNMG- en V&VN-meldcodes verschillen van elkaar qua:
- benaming van stappen 4 en 5
- invulling van de stappen 2, 4 en 5.
- De NVDA-meldcode baseert zich volledig op de KNMG-meldcode als “professionele norm voor artsen en ondersteunende medewerkers”.
- Maak binnen de JGZ-organisatie concrete afspraken en leg dit vast in een ‘instellingsmeldcode’. Geadviseerd wordt om daarbij de benaming en invulling van de stappen van de KNMG Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2023) Deze linkt opent in een nieuw tabblad [56] te volgen.
Neem hier in op:
- Wie wat moet doen en waarvoor verantwoordelijk is binnen de samenwerking tussen jeugdarts en jeugdverpleegkundige, verpleegkundig specialist, doktersassistent en aandachtsfunctionaris Kindermishandeling.
- Aanbevolen wordt om binnen iedere JGZ-organisatie minimaal één aandachtsfunctionaris Kindermishandeling aan te stellen (zie www.lvak.nl/ Deze linkt opent in een nieuw tabblad).
- Wie wat moet doen en waarvoor verantwoordelijk is met betrekking tot de samenwerking met externe partners (Veilig Thuis Deze linkt opent in een nieuw tabblad, geboortezorgprofessionals, hulporganisaties en onderwijs).
- Maak afspraken over het onderhouden van deze relaties.
- Contactgegevens en bereikbaarheid van relevante interne en externe professionals en organisaties.
- Afspraken over dossiervorming.
- Afspraken over informatie- en gegevensdeling (bijvoorbeeld met betrekking to het maken en delen van foto’s van letsel). Betrek hierbij de functionaris ‘gegevensdeling’ van de JGZ-organisatie.
Zie: Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Deze linkt opent in een nieuw tabblad en voorbeeldprotocollen Deze linkt opent in een nieuw tabblad.
Informatie- en gegevensdeling
Ouders en/of de jeugdige moeten in beginsel toestemming geven voor het uitwisselen van informatie met andere professionals buiten de JGZ. Tegelijkertijd heeft de JGZ de plicht om te handelen in belang van de jeugdige wanneer er zorgen over diens ontwikkeling en gezondheid bestaan. Dit kan bij de professional leiden tot een ‘conflict van plichten’ wanneer ouders of de jeugdige vanaf 12 jaar geen toestemming geven. Op grond van Artikel 5.2.6. van de WMO (2015) mogen beroepsbeoefenaren met een beroepsgeheim zonder toestemming gegevens verstrekken aan Veilig Thuis. Dit is een meldrecht (geen meldplicht).
Dit mag alleen:
- als dat noodzakelijk is om kindermishandeling te stoppen, of
- als de beroepsbeoefenaar een vermoeden heeft van kindermishandeling en hij/zij dat wil laten onderzoeken.
Hoe te handelen bij een ‘conflict van plichten’ en over informatiedeling (en -verstrekking) binnen en buiten de JGZ: Raadpleeg de Juridische Toolkit NCJ Deze linkt opent in een nieuw tabblad, deze toolkit is van toepassing op alle JGZ-professionals, of Onderdeel II Informatieverstrekking Deze linkt opent in een nieuw tabblad en Bijlage 2 Beroepsgeheim Deze linkt opent in een nieuw tabblad van de KNMG-meldcode, en de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens Deze linkt opent in een nieuw tabblad.
Dossiervorming
Noteer signalen, acties en afspraken die naar aanleiding van een vermoeden van kindermishandeling worden gemaakt en laat daarbij zo mogelijk een collega of de aandachtsfunctionaris Kindermishandeling meekijken bij de (geanonimiseerde) tekst.
LET OP: in het digitaal dossier is het niet mogelijk met verschillende meldcodes tegelijk te werken; geadviseerd wordt zo veel mogelijk de benamingen van KNMG-meldcode toe te passen.
De JGZ-professional is verantwoordelijk voor een zorgvuldige en adequate dossiervorming en zorgt dat in het JGZ-dossier ten aanzien van vermoedens en/of signalen van kindermishandeling tenminste is opgenomen (zie ook paragraaf Dossiervorming in de KNMG-meldcode):
- Relevante en feitelijke informatie rond (aanwijzingen voor) kindermishandeling en onderzoek daarnaar. Wees objectief en zo concreet mogelijk (dus: “Moeder is drie nachten in de week bij haar vriend, X is dan alleen thuis en gaat zelfstandig naar school, moeder weet niet of hij ontbijt”). Eventuele verklaringen voor letsel, gedrag, psychische gesteldheid, veronderstellingen, overwegingen of hypothesen worden concreet weergegeven met vermelding van de bron (“Volgens de leerkracht …”).
- Inhoud van overleg met collega’s, andere beroepskrachten en/of Veilig Thuis en de bijbehorende correspondentie.
- Vragen van en het wel/niet verkrijgen van toestemming voor het verstrekken of opvragen van informatie.
- Wanneer de meldcode is gestart, wanneer deze is afgesloten na stap 5, en in voorkomende gevallen wanneer de meldcode is gestopt (bij conclusie onterecht vermoeden).
- Welke stappen van de meldcode zijn doorlopen met welk resultaat.
- Welke afwegingen zijn gemaakt bij besluiten rond wel/niet adviesvragen en melden, wel/niet inzage geven in dossier, wel/ niet vernietigen (gedeelten) van dossier.