In dit thema wordt besproken wat de randvoorwaarden zijn voor optimale opsporing van oogafwijkingen, waaronder de faciliteiten die nodig zijn voor het uitvoeren van de onderzoeken, het verwijzen, de informatie die moet worden gegeven aan ouders voorafgaand aan het onderzoek en de juiste scholing van JGZ-professionals. Daarnaast zijn goede samenwerking en afstemming tussen de verschillende disciplines die betrokken zijn bij de signalering, beoordeling en behandeling van kinderen met een (mogelijke) visuele stoornis, essentieel om de continuïteit in de zorg voor kind en ouders te waarborgen.
Overwegingen
Informatie aan de ouders
Wanneer ouders goed geïnformeerd worden over het belang van het oogonderzoek is de kans groter dat zij hun kind zullen laten onderzoeken op de aangegeven onderzoeksmomenten. Goede informatie over het verloop van het onderzoek en adviezen over voorbereiding van het kind zijn een voorwaarde voor het slagen van de test. Snip (2017) toonde aan dat vooraf oefenen van plaatjes of zien van een voorlichtingsfilmpje een positief effect heeft op het succesvol uitvoeren van het aantal onderzoeken. Onvoorbereid had 35.3% een onvoldoende testresultaat, na oefenen werd het aantal mislukte tests met ongeveer 25% gereduceerd.
Ouders ontvangen de informatie van JGZ-instellingen. Indien het oogonderzoek op school plaats vindt kan, in overleg, de school een rol spelen bij de voorbereiding. Ouders met een lage sociaal economische status (SES), of ouders met een niet-Nederlandse herkomst, kunnen moeite hebben met het gangbare schriftelijk materiaal en het taalgebruik van de hulpverlener. Het gaat om ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden (health literacy). Veel folders, interventies en behandelingen gaan uit van taalvaardigheid en een abstractievermogen dat bij deze groep niet voldoende aanwezig is. Daarom moet de informatievoorziening door de JGZ professional ook aansluiten bij ouders met een lage SES en/of ouders met een beperkte beheersing van het Nederlands. Eventuele folders bij de richtlijn moeten geschreven zijn in begrijpelijke taal. Folders in meerdere talen of informatieverstrekking op een meer beeldende manier (filmpje, tekeningen) kunnen helpen bij de uitleg. Maak gebruik van de ‘teach back methode’: Laat de ouders of het kind aan jou terug vertellen wat de hoofdboodschap is. Een veelgebruikte zin daarvoor is: “Ik wil graag weten of ik het goed heb uitgelegd. Wil je mij vertellen wat we net hebben besproken?” Ook in het kader van doorverwijzen is dit heel belangrijk.
Stakeholders
Deze richtlijn kent een verscheidenheid aan stakeholders. Primaire stakeholders zijn ouders, kinderen, jeugdartsen, verpleegkundig specialisten, jeugdverpleegkundigen, jeugd-doktersassistenten en zorginstellingen. Secundaire stakeholders zijn relevante ketenpartners en indirect betrokken beroepsgroepen: huisartsen, orthoptisten, oogartsen, optometristen, opticiens, gemeenten, scholen en onderwijzers.