6 Bijlage 1: de uitvoering van oogonderzoeken in de praktijk

JGZ richtlijn Opsporen oogafwijkingen (2019)

Opsporen oogafwijkingen

In tabel B1 is een overzicht te vinden van leeftijden en leeftijdsperiodes waar oogonderzoek geadviseerd wordt.

Tabel B1. Acties ten behoeve van oogonderzoek per uitvoeringsmoment

Leeftijden en periodes

Anamnese

Inspectie

Rode fundus-reflex

Van Wiechen

Cornea Lichtreflex

Instel beweging

Monoculaire volgbeweging

Visusmeting

1 maand

x

x

x

x

 

 

 

 

2 maanden

x

x

x

 

 

 

 

3 maanden

x

x

x

x

 

 

 

 

6-9 maanden

x

x

 

 

x

x

x

 

14-24 maanden

x

x

 

 

x

x

x

 

36 maanden (3 jaar)

x

x

 

 

 

 

 

*

42-48 maanden (3,5-4 jaar)

x

x

 

 

 

 

 

x

54-66 maanden (4,5-5,5 jaar)

x

 

 

 

 

 

 

x

≥ 84 maanden (7 jaar)

 

 

 

 

 

 

 

*

*op indicatie

Contactmomenten 0-36 maanden

Tijdens alle contactmomenten waarop de opsporing van oogafwijkingen plaatsvindt gericht navraag gedaan aan ouders of er klachten zijn over de ogen / het zicht van hun kind en wordt het oog geïnspecteerd (zie bijlage 1a).
Opsporing van aangeboren (congenitale) oogheelkundige aandoeningen is essentieel in deze periode. Hiervoor verricht de JGZ de volgende onderzoeken: het beoordelen van de aanwezigheid van de rode fundusreflex, de drie onderdelen van het Van Wiechen-onderzoek (fixeren, binoculair volgen en naar eigen handen kijken, zie tabel B2), cornea lichtreflex, instelbeweging en de monoculaire volgbewegingen. Zie tabel B3 voor een overzicht van de onderzoeken, indicaties en acties bij kinderen tussen 0 en 36 maanden.

Tabel B2: Onderdelen Van Wiechen onderzoek

Leeftijd Ontwikkelingskenmerken Verwijscriterium
1 maand Ogen fixeren Een kind moet op de leeftijd van 6 weken gericht aan kunnen kijken, indien het kind dat niet doet → verwijzen
2 maanden Volgt met ogen en hoofd
30° ↔ 0° ↔ 30°
Bij 2 maanden begint een kind te volgen, bij 3 maanden moet het kind vloeiend kunnen volgen, indien dat niet het geval is → verwijzen
3 maanden Kijkt naar eigen handen Indien het gewenste gedrag niet kan worden geobserveerd en de ouder de vraag naar het gedrag ontkennend beantwoordt, kan dit mede afhankelijk van de overige bevindingen reden zijn voor verwijzing.

 

Tabel B3: Acties bij onvoldoende of afwijkende bevindingen van oogonderzoek bij kinderen tot 36 maanden*

Leeftijd of periode Uit te voeren oogonderzoeken Bevinding Bijbehorende actie met verwijs- en herhaaltermijnen
1 maand Beoordelen van de rode fundusreflex

Rode fundusreflex afwezig of afwijkend

Rode fundusreflex niet te behoordelen of bij twijfel over de rode fundusreflex

→ Verwijzen binnen 1 week

→ Binnen 4 weken herhalen (uiterlijk op de leeftijd van 2 maanden)

Van Wiechen onderdeel: fixeren Zie tabel B2  
2 maanden Op indicatie beoordelen van de rode fundusreflex (als dit nog niet gelukt of gedaan was op de leeftijd van 1 maand) Rode fundusreflex afwezig, afwijkend of niet te beoordelen
 
→ Verwijzen binnen 1 week
Van Wiechen onderdeel: binoculaire volgbeweging Zie tabel B2  
3 maanden Beoordelen van de rode fundusreflex Rode fundusreflex afwezig, afwijkend of niet te beoordelen → Verwijzen binnen 1 week
Van Wiechen onderdeel: naar eigen handen kijken Zie tabel B2  
6-9 en 14-24 maanden Cornea lichtreflex Asymmetrische cornea lichtreflex → Verwijzen (scheelzien)**
Instelbeweging bij afdekken Instelbeweging bij afdekken aanwezig → Verwijzen (scheelzien)**
Afweer bij afdekken Afweer bij afdekken van het ene en niet bij afdekken van het andere oog → Verwijzen binnen 1-2 weken
Monoculaire volgbeweging Volgt vloeiend met 1 oog en niet of zoekend/schokkerig met het andere oog → Verwijzen binnen 1-2 weken
Bij de vier bovengenoemde onderdelen Bij twijfel → Herhalen binnen 3 maanden

*Zie bijlage 1 van de richtlijn voor een beschrijving van de uitvoering van het oogonderzoek bij kinderen tot de leeftijd van 36 maanden 
** Zie tabel B5 voor bijbehorende verwijstermijnen

Contactmomenten vanaf 36 maanden

Een overzicht van de onderzoeken, indicaties en acties bij kinderen vanaf 36 maanden is via deze te vinden. Op de leeftijd van 36 maanden wordt ​anamnese ​​a​fgenomen en ​inspectie ​​​van het uitwendige oog verricht. Op indicatie en indien de JGZ-professional dit wenst, kan een visusmeting worden gedaan. Voor de uitvoering wordt verwezen naar thema 3 van deze richtlijn. 

Verwijscriteria 36 maanden: (zie tabel B6):

  • Indien visus bepaald wordt:
    • bij onvoldoende visus verwijzen
    • bij voldoende visus wordt de visusmeting opnieuw gedaan op de leeftijd van 42-48 maanden
  • Indien geen visus bepaald wordt:
    • Een of meerdere symptomen die kunnen wijzen op een verminderd gezichtsvermogen met positieve familieanamnese: verwijzen
    • Een of meerdere symptomen die kunnen wijzen op een verminderd gezichtsvermogen met negatieve familieanamnese: binnen 3 maanden opnieuw beoordelen tenzij ernst van klachten aanleiding is tot verwijzen (frequent aanwezig scheelzien of ernstige twijfel over visus).
  • Een positieve familieanamnese zonder klachten: visusmeting op 42-48 maanden

 

Op de leeftijd van 42-48 maanden wordt de anamnesevraag gesteld en wordt inspectie van het oog verricht. Daarnaast wordt de visus met de E-Haken kaart (of de Landolt-C kaart tot vervanging) of, als dit niet lukt, met de LEA Symbolen gemeten. Bij twijfel opnieuw testen binnen 3 maanden. Bij twee keer twijfel doorverwijzen, zie tabel B7 voor verwijscriteria.

Op de leeftijd van 54-66 maanden wordt de visus met de E-Haken kaart (of de Landolt-C kaart tot vervanging) gemeten, ook wordt anamnese afgenomen. Bij twijfel over uitslag opnieuw onderzoeken binnen 3 maanden. Bij twee keer twijfel doorverwijzen, zie tabel B8

Tabel B4: Acties bij onvoldoende of afwijkende bevindingen van oogonderzoek met visusmeting bij kinderen vanaf 36 maanden*

Leeftijd of periode Uit te voeren oogonderzoeken met visusmetingen Bevinding en bijbehorende actie Verwijs- en herhaaltermijnen
36 maanden = 3 jaar **   Klachten met positieve familie anamnese → Verwijzen
Klachten met negatieve familie anamnese → Afhankelijk van ernst klachten direct verwijzen of binnen 3 maanden opnieuw beoordelen
Facultatief: Visusmeting op indicatie met de LEA Symbolen kaart Bij onvoldoende uitslag → Verwijzen
Bij voldoende visus → Visusmeting op 42-48 maanden
42-48 maanden = 3,5 tot 4 jaar** Visusmeting met de E-Haken kaart (Als de visusmeting niet lukt met de E-Haken kaart, gebruik dan LEA Symbolen kaart). Onvoldoende uitslag → Verwijzen
Twijfel of met beide kaarten niet gelukt → Visusmeting herhalen binnen 3 maanden
Twee keer twijfel → Verwijzen
54-66 maanden = 4,5 tot 5,5 jaar** Visusmeting met E-Haken kaart Onvoldoende uitslag of niet gelukt → Verwijzen
Twijfel → Visusmeting herhalen binnen 3 maanden
Twee keer twijfel → Verwijzen
≥ 84 maanden = 7 jaar Visusmeting op indicatie met E-Haken kaart Onvoldoende uitslag → Onder de 10 jaar verwijzen naar orthoptist; vanaf 10 jaar naar optometrist / optiek bedrijf

*Zie bijlage 1d voor een beschrijving van de uitvoering van de visusmetingen
**Zie Tabel 7A,B,C voor de verwijscriteria van de visusmeting op de leeftijd van 36 maanden en in de leeftijdsperiode tussen de 42 en 48 maanden en tussen de 54 en 66 maanden respectievelijk

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback