In tabel B1 is een overzicht te vinden van leeftijden en leeftijdsperiodes waar oogonderzoek geadviseerd wordt.
Tabel B1. Acties ten behoeve van oogonderzoek per uitvoeringsmoment
Leeftijden en periodes |
Anamnese |
Inspectie |
Rode fundus-reflex |
Van Wiechen |
Cornea Lichtreflex |
Instel beweging |
Monoculaire volgbeweging |
Visusmeting |
1 maand |
x |
x |
x |
x |
|
|
|
|
2 maanden |
x |
x |
• |
x |
|
|
|
|
3 maanden |
x |
x |
x |
x |
|
|
|
|
6-9 maanden |
x |
x |
|
|
x |
x |
x |
|
14-24 maanden |
x |
x |
|
|
x |
x |
x |
|
36 maanden (3 jaar) |
x |
x |
|
|
|
|
|
* |
42-48 maanden (3,5-4 jaar) |
x |
x |
|
|
|
|
|
x |
54-66 maanden (4,5-5,5 jaar) |
x |
|
|
|
|
|
|
x |
≥ 84 maanden (7 jaar) |
|
|
|
|
|
|
|
* |
*op indicatie
Contactmomenten 0-36 maanden
Tijdens alle contactmomenten waarop de opsporing van oogafwijkingen plaatsvindt gericht navraag gedaan aan ouders of er klachten zijn over de ogen / het zicht van hun kind en wordt het oog geïnspecteerd (zie bijlage 1a).
Opsporing van aangeboren (congenitale) oogheelkundige aandoeningen is essentieel in deze periode. Hiervoor verricht de JGZ de volgende onderzoeken: het beoordelen van de aanwezigheid van de rode fundusreflex, de drie onderdelen van het Van Wiechen-onderzoek (fixeren, binoculair volgen en naar eigen handen kijken, zie tabel B2), cornea lichtreflex, instelbeweging en de monoculaire volgbewegingen. Zie tabel B3 voor een overzicht van de onderzoeken, indicaties en acties bij kinderen tussen 0 en 36 maanden.
Tabel B2: Onderdelen Van Wiechen onderzoek
Leeftijd | Ontwikkelingskenmerken | Verwijscriterium |
1 maand | Ogen fixeren | Een kind moet op de leeftijd van 6 weken gericht aan kunnen kijken, indien het kind dat niet doet → verwijzen |
2 maanden | Volgt met ogen en hoofd 30° ↔ 0° ↔ 30° |
Bij 2 maanden begint een kind te volgen, bij 3 maanden moet het kind vloeiend kunnen volgen, indien dat niet het geval is → verwijzen |
3 maanden | Kijkt naar eigen handen | Indien het gewenste gedrag niet kan worden geobserveerd en de ouder de vraag naar het gedrag ontkennend beantwoordt, kan dit mede afhankelijk van de overige bevindingen reden zijn voor verwijzing. |
Tabel B3: Acties bij onvoldoende of afwijkende bevindingen van oogonderzoek bij kinderen tot 36 maanden*
Leeftijd of periode | Uit te voeren oogonderzoeken | Bevinding | Bijbehorende actie met verwijs- en herhaaltermijnen |
1 maand | Beoordelen van de rode fundusreflex |
Rode fundusreflex afwezig of afwijkend Rode fundusreflex niet te behoordelen of bij twijfel over de rode fundusreflex |
→ Verwijzen binnen 1 week → Binnen 4 weken herhalen (uiterlijk op de leeftijd van 2 maanden) |
Van Wiechen onderdeel: fixeren | Zie tabel B2 | ||
2 maanden | Op indicatie beoordelen van de rode fundusreflex (als dit nog niet gelukt of gedaan was op de leeftijd van 1 maand) | Rode fundusreflex afwezig, afwijkend of niet te beoordelen |
→ Verwijzen binnen 1 week |
Van Wiechen onderdeel: binoculaire volgbeweging | Zie tabel B2 | ||
3 maanden | Beoordelen van de rode fundusreflex | Rode fundusreflex afwezig, afwijkend of niet te beoordelen | → Verwijzen binnen 1 week |
Van Wiechen onderdeel: naar eigen handen kijken | Zie tabel B2 | ||
6-9 en 14-24 maanden | Cornea lichtreflex | Asymmetrische cornea lichtreflex | → Verwijzen (scheelzien)** |
Instelbeweging bij afdekken | Instelbeweging bij afdekken aanwezig | → Verwijzen (scheelzien)** | |
Afweer bij afdekken | Afweer bij afdekken van het ene en niet bij afdekken van het andere oog | → Verwijzen binnen 1-2 weken | |
Monoculaire volgbeweging | Volgt vloeiend met 1 oog en niet of zoekend/schokkerig met het andere oog | → Verwijzen binnen 1-2 weken | |
Bij de vier bovengenoemde onderdelen | Bij twijfel | → Herhalen binnen 3 maanden |
*Zie bijlage 1 van de richtlijn voor een beschrijving van de uitvoering van het oogonderzoek bij kinderen tot de leeftijd van 36 maanden
** Zie tabel B5 voor bijbehorende verwijstermijnen
Contactmomenten vanaf 36 maanden
Een overzicht van de onderzoeken, indicaties en acties bij kinderen vanaf 36 maanden is via deze te vinden. Op de leeftijd van 36 maanden wordt anamnese afgenomen en inspectie van het uitwendige oog verricht. Op indicatie en indien de JGZ-professional dit wenst, kan een visusmeting worden gedaan. Voor de uitvoering wordt verwezen naar thema 3 van deze richtlijn.
Verwijscriteria 36 maanden: (zie tabel B6):
- Indien visus bepaald wordt:
- bij onvoldoende visus verwijzen
- bij voldoende visus wordt de visusmeting opnieuw gedaan op de leeftijd van 42-48 maanden
- Indien geen visus bepaald wordt:
- Een of meerdere symptomen die kunnen wijzen op een verminderd gezichtsvermogen met positieve familieanamnese: verwijzen
- Een of meerdere symptomen die kunnen wijzen op een verminderd gezichtsvermogen met negatieve familieanamnese: binnen 3 maanden opnieuw beoordelen tenzij ernst van klachten aanleiding is tot verwijzen (frequent aanwezig scheelzien of ernstige twijfel over visus).
- Een positieve familieanamnese zonder klachten: visusmeting op 42-48 maanden
Op de leeftijd van 42-48 maanden wordt de anamnesevraag gesteld en wordt inspectie van het oog verricht. Daarnaast wordt de visus met de E-Haken kaart (of de Landolt-C kaart tot vervanging) of, als dit niet lukt, met de LEA Symbolen gemeten. Bij twijfel opnieuw testen binnen 3 maanden. Bij twee keer twijfel doorverwijzen, zie tabel B7 voor verwijscriteria.
Op de leeftijd van 54-66 maanden wordt de visus met de E-Haken kaart (of de Landolt-C kaart tot vervanging) gemeten, ook wordt anamnese afgenomen. Bij twijfel over uitslag opnieuw onderzoeken binnen 3 maanden. Bij twee keer twijfel doorverwijzen, zie tabel B8
Tabel B4: Acties bij onvoldoende of afwijkende bevindingen van oogonderzoek met visusmeting bij kinderen vanaf 36 maanden*
Leeftijd of periode | Uit te voeren oogonderzoeken met visusmetingen | Bevinding en bijbehorende actie | Verwijs- en herhaaltermijnen |
36 maanden = 3 jaar ** | Klachten met positieve familie anamnese | → Verwijzen | |
Klachten met negatieve familie anamnese | → Afhankelijk van ernst klachten direct verwijzen of binnen 3 maanden opnieuw beoordelen | ||
Facultatief: Visusmeting op indicatie met de LEA Symbolen kaart | Bij onvoldoende uitslag | → Verwijzen | |
Bij voldoende visus | → Visusmeting op 42-48 maanden | ||
42-48 maanden = 3,5 tot 4 jaar** | Visusmeting met de E-Haken kaart (Als de visusmeting niet lukt met de E-Haken kaart, gebruik dan LEA Symbolen kaart). | Onvoldoende uitslag | → Verwijzen |
Twijfel of met beide kaarten niet gelukt | → Visusmeting herhalen binnen 3 maanden | ||
Twee keer twijfel | → Verwijzen | ||
54-66 maanden = 4,5 tot 5,5 jaar** | Visusmeting met E-Haken kaart | Onvoldoende uitslag of niet gelukt | → Verwijzen |
Twijfel | → Visusmeting herhalen binnen 3 maanden | ||
Twee keer twijfel | → Verwijzen | ||
≥ 84 maanden = 7 jaar | Visusmeting op indicatie met E-Haken kaart | Onvoldoende uitslag | → Onder de 10 jaar verwijzen naar orthoptist; vanaf 10 jaar naar optometrist / optiek bedrijf |
*Zie bijlage 1d voor een beschrijving van de uitvoering van de visusmetingen
**Zie Tabel 7A,B,C voor de verwijscriteria van de visusmeting op de leeftijd van 36 maanden en in de leeftijdsperiode tussen de 42 en 48 maanden en tussen de 54 en 66 maanden respectievelijk