Het meten van de visus bij kinderen
- Voor de visusbepaling zijn een logaritmische visuskaart met E-haken, een visuskaart met LEA Symbolen en een goede afdekbril nodig.
- Op de leeftijd van 42-48 maanden wordt de logaritmische E-Haken kaart gebruikt, bij onvoldoende medewerking de LEA Symbolen. Op 54-66 maanden wordt de E-Haken kaart gebruikt, alleen in bijzondere gevallen de LEA Symbolen.
- Tot 1-1-2021 mag de Landolt-C kaart met 5 symbolen op rij nog gebruikt worden als alternatief voor de logaritmische E-haken kaart. De transparante Landolt-C kaart mag tot vervanging nog gebruikt worden mits op een witte achtergrond, bij voorkeur wit papier . Lees bij verdere uitleg waar E haken staat steeds: en Landolt-C tot vervanging.
- De visus wordt monoculair bepaald door één oog af te dekken met een afdekbril. Het afdekken van het oog door de begeleider wordt afgeraden, omdat hierbij het risico bestaat dat tussen de vingers door gekeken wordt.
- Bij alle visusmetingen is het mogelijk de kinderen die niet mondeling willen / kunnen benoemen te laten wijzen met vingers, hand of arm of te matchen met kaartjes (LEA Symbolen) of een E/C op een stokje of als vorm van hout of dik, zwart papier dat in de hand gehouden wordt.
Eisen aan omgeving en materiaal
- De visus wordt afgenomen in een normaal verlichte spreekkamer. Het is niet toegestaan om een lichtkast te gebruiken of om de visuskaart met spotjes te belichten.
- De afdekbril sluit het afgedekte oog zo goed af, dat spieken niet mogelijk is.
- De visuskaarten bevatten tenminste 10 logaritmisch geordende regels met symbolen voor de decimale visuswaarden 0.125, 0.16, 0.2, 0.25, 0.32, 0.4, 0.5, 0.63, 0.8 en 1.0. Voor deze waarden moeten op elke regel tenminste 5 symbolen staan.
- De visuskaart wordt op 1.5 meter van de grond opgehangen tegen een witte achtergrond. .
- De afstand tussen de ogen van het kind en de kaart is voor de E-Haken kaart 4 of 5 meter, zonder gebruik van spiegels. Per locatie wordt één testafstand gebruikt: 4 of 5 meter.
- De LEA Symbolen kaart wordt op 4 of 5 meter afgenomen, waarbij het voorkeur heeft om bij de jongste kinderen voor de kortere afstand van 4 meter te kiezen. Dit kan op 2 manieren gedaan worden en is afhankelijk van de keuze om 1. de visuskaarten aan de muur te hangen of 2. de stoel waarop kind met begeleider zit op een vaste plek te laten staan. In het eerste geval hangt de kaart aan de muur en zit het kind bij begeleider op schoot waarbij de afstand van de ogen van het kind tot de kaart 4 meter is. In het tweede geval staat de stoel op dezelfde plek als voor afname van de E-haken en staat de onderzoeker op 4 meter afstand en houdt de kaart in de hand voor zich. De keuze wordt bepaald door de lokale mogelijkheden.
- De afstand tot de visuskaart moet voor LEA en E-haken worden gemarkeerd op de vloer.
Voorbereiding en instructies
Het is raadzaam om, bij de uitnodiging voor het consult, afbeeldingen van de E-Haken en de LEA Symbolen toe te voegen zodat de ouders thuis kunnen oefenen. Dit vermindert het aantal mislukte metingen.
Het kind zit op schoot van de begeleider, oudere kinderen mogen zelf zitten of staan. Het kind mag niet vooroverbuigen of op het puntje van de stoel zitten. Leg het kind in begrijpelijke bewoordingen uit wat er van hem verwacht wordt. Oefen dit eerst zonder afdekken van één van de ogen (binoculair) op korte afstand, bijvoorbeeld 40 cm, om te zien of het kind de opdracht begrijpt. Daarna begint u met de test per oog (monoculair). Blijf het kind tijdens het aanwijzen van de symbolen aankijken en ga nooit met uw rug naar het kind staan.
Uitvoering
- Zet het kind de afdekbril op.
- Begin met het rechteroog , tenzij het een herhalingsonderzoek betreft, dan wordt begonnen met het ‘slechtste’ oog bij de vorige visusmeting.
- Wijs de symbolen aan met een vinger of een zwarte pen. Zorg ervoor dat het hele symbool goed zichtbaar is voor het kind. Eenmalig omcirkelen van het symbool is toegestaan, maar niet om de omliggende symbolen af te dekken, omdat dan bij een lui oog een te hoge visus gemeten wordt.
- Begin bij de bovenste regel. Wijs steeds één symbool van afnemende stapgrootte aan. Het symbool mag maximaal 10 seconden aangeboden worden (Europese Richtlijn). Ga bij een juist antwoord naar de volgende regel. Wijs bij een fout antwoord op dezelfde regel nog een symbool aan. Wordt ook dit symbool niet goed gezien ga dan 1 regel terug. Worden op die regel 3 symbolen goed aangegeven, ga dan verder naar de volgende regel. Als drie van de vijf symbolen op die rij goed beantwoord worden, ga dan naar de volgende regel. Ga door tot de laatste regel waarbij drie van de vijf symbolen goed beantwoord worden. Dat is dan de gemeten visus.
- Benader het kind positief, zeg nooit dat een antwoord fout is.
Notatie
- Vermeld welke kaart gebruikt is: E-Haken of LEA Symbolen.
- Noteer de gemeten visus als decimaal getal per oog.