2.2 Taalstimulering

JGZ richtlijn Taalontwikkeling (2018, aanpassingen 2023)

Taalontwikkeling

Achtergrond 

De JGZ geeft voorlichting over de normale taalontwikkeling, geeft (preventief) tips en adviezen aan ouders over hoe zij de taalontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en adviseert over mogelijkheden voor taalstimulering. Als er op grond van het onderzoek door de JGZ sprake is van twijfel over de taalontwikkeling dan vindt een vervolgtraject plaats door de preventief werkend logopedist of de jeugdverpleegkundige. Dit zorgt voor extra stimulering van de taalontwikkeling. Doel van de begeleiding is om de taalontwikkeling binnen een half jaar op niveau te brengen.

Van bewijs naar aanbeveling 

Voor ouders zijn er bij deze richtlijn folders met tips voor taal en voorlezen beschikbaar. Voorlichting en adviezen aan ouders van meertalige kinderen zijn in principe hetzelfde als voor eentalige kinderen, met het verschil dat ouders het advies krijgen om de taal te gebruiken waarmee zijzelf het meest optimaal kunnen communiceren met hun kind. Niet alle ouders kunnen voorlezen of liedjes zingen met hun kind. Zoek dan samen met de ouders naar andere activiteiten die samen met het kind gedaan kunnen worden, zoals verhalen vertellen. Wijs ouders erop dat samen plaatjes kijken en erover vertellen ook een vorm van voorlezen is. Het kan positief en stimulerend zijn voor ouders om te horen dat een kind waarschijnlijk beter Nederlands zal leren als ze een andere taal (zoals het Arabisch, Tigrinya of Farsi) goed beheerst. Daarnaast worden ouders op die manier gestimuleerd om hun kind in aanraking te laten komen met de Nederlandse taal. Het is verder goed te beseffen dat veel ouders met een migratieachtergrond andere opvoeddoelen kunnen hebben. Het is voor veel Arabische of Afrikaanse ouders bijvoorbeeld niet gebruikelijk om met je kind te praten. Zij vinden Nederlandse kinderen vaak te mondig en brutaal. Kinderen moeten luisteren, niet praten. In grote gezinnen zijn het verder vaak de oudste zussen die de zorg voor de jongsten op zich nemen. Het kan dus van belang zijn om dat aspect te betrekken in de advisering over taalstimulering. Een tip over het aanpassen van de communicatie aan mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden is om de ‘terugvraagmethode’ (teach-backmethod) te gebruiken: “Ik wil graag weten of ik het goed heb uitgelegd. Kunt u mij vertellen wat we net hebben afgesproken?” Als deze methode consequent wordt toegepast kan de feedback leiden tot het  anders uitleggen of vragen naar bepaalde zaken.

Als er bij professionals, leerkrachten of ouders zelf twijfel is over de taalontwikkeling, dan kan logopedie worden ingeschakeld. Sommige gemeenten en JGZ-organisaties hebben zelf logopedisten in dienst. Logopedisten geven voorlichting aan ouders, leerkrachten, kinderopvangmedewerkers tijdens bijvoorbeeld voorlichtingsavonden of in schoolkrantartikelen. Ook organiseren zij logopedische spreekuren bij Centra voor Jeugd en Gezin (nul- tot vierjarigen), op scholen (vier- tot twaalfjarigen) en voorscholen (twee- tot vierjarigen). De logopedist observeert het kind en de interactie tussen leerkrachten en pedagogisch medewerkers. Vervolgens geeft de logopedist advies op maat aan ouders of wordt een kortdurende begeleiding geadviseerd. Soms besluit de logopedist samen met de ouders dat behandeling of uitgebreider onderzoek nodig is. De logopedist kan ouders dan naar het juiste vervolgtraject verwijzen. 

De preventief werkend logopedist is bij uitstek uitgerust voor de begeleiding bij twijfel over de taalontwikkeling, maar ook de jeugdverpleegkundige heeft hiervoor de benodigde competenties. De keuze welke professional de begeleiding verzorgt is afhankelijk van het klinische beeld, de inschatting van de jeugdarts of de verpleegkundig specialist, de wens van ouders en van de lokale situatie en de manier waarop de JGZ georganiseerd is.

Ouders van kinderen met een taalachterstand door onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod uit de omgeving of een verhoogd risico daarop worden in veel gemeenten geadviseerd hun kind naar een peuterspeelzaal met VVE te laten gaan om de taalontwikkeling te stimuleren. In 2016 concludeerde staatssecretaris Dekker (ministerie van OC&W) dat VVE zinvol is, onder de voorwaarde dat de educatieve kwaliteit hoog is. Deze conclusie werd getrokken op grond van onderzoeksresultaten die erop wijzen dat kinderen met een niet-westerse achtergrond en een andere thuistaal dan het Nederlands zich iets sneller te ontwikkelen in voorzieningen die opvang bieden van hoge kwaliteit ([59][99]); vaak zijn dit instellingen die VVE-beleid voeren. Kinderen van laagopgeleide moeders profiteerden niet van VVE ([59]). Tegelijkertijd werd uit het onderzoek duidelijk dat de educatieve kwaliteit van VVE voor verbetering vatbaar is ([59][99]). In 2016 werden daarom aanpassingen en aanscherpingen in het VVE-beleid aangekondigd; vooral gericht op verhogen van het taalniveau en de opleiding van pedagogisch medewerkers.  Het effect van deze maatregelen is vooralsnog niet bekend.

Zie onderbouwing en samenvatting literatuur in Evidence van 2.2.1 Deze linkt opent in een nieuw tabblad, 2.2.2 Deze linkt opent in een nieuw tabblad en 2.2.3 Deze linkt opent in een nieuw tabblad.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback