Achtergrond
In Bijlage 1 Deze linkt opent in een nieuw tabbladis de werkwijze en de scoring voor het onderzoek op 2 jaar stapsgewijs beschreven. In Bijlage 2 Deze linkt opent in een nieuw tabbladis de werkwijze bij een herbeoordeling op leeftijd van 2 jaar en 6 maanden (=30 maanden; spreiding 29-33 maanden) gedetailleerd beschreven. In Bijlage 3 Deze linkt opent in een nieuw tabblad wordt de beoordeling op leeftijd van 3 jaar (36 maanden) beschreven.
Good practice statement
Bij zorgen over de taalontwikkeling bepaalt de jeugdarts of de verpleegkundig specialist – na overleg met de jeugdverpleegkundige en de ouders – de te nemen vervolgstappen. Dit gebeurt op basis van het JGZ-dossier, de bevindingen uit de (specifieke) anamnese en het (aanvullend) lichamelijk onderzoek de te nemen vervolgstappen. Zo nodig vindt overleg met een directe collega, met een preventief werkend logopedist, een vrijgevestigd logopedist of met een stafarts plaats. Ook wordt een extra contact afgesproken.
Mogelijke vervolgstappen zijn dan:
Verwijzen:
- Score Van Wiechenonderzoek is ‘onvoldoende’: verwijzen naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek;
- Score is ‘twijfel’ én bij het kind en/of de ouder(s) is sprake van bijkomende problemen, dan verwijzen naar:
- Een KNO-arts (bij gehoor-/KNO-problemen (zie ook JGZ-richtlijn Gehoor [1] >);
- Een multidisciplinair spreekuur voor kinderen met ontwikkelingsproblematiek (bij vermoeden meervoudige problematiek/genetische oorzaak). Als dit in de regio niet aanwezig is, dan krijgt verwijzing naar een kinderarts voor erfelijke en aangeboren aandoeningen of een kinderarts met dit aandachtsgebied de voorkeur boven een verwijzing naar een algemeen kinderarts;
- Jeugd GGZ (bij vermoeden ASS);
- De huisarts (bij negatieve gezinsfactoren en/of voor (extra) motivering en ondersteuning van ouders)
- Het wijkteam (voor ondersteuning van ouders.
3. Bij zorgen over de verstaanbaarheid op de leeftijd van 3 jaar, dan verwijzen naar een (vrijgevestigde) logopedist. Score is ‘twijfel’;
Begeleiden
- Begeleiding vindt plaats door een preventief werkend logopedist of jeugdverpleegkundige bij ‘twijfel’ score op leeftijd van 2 jaar. De keuze welke professional de begeleiding verzorgt is afhankelijk van het klinische beeld, de inschatting van de jeugdarts of de verpleegkundig specialist, de wens van de ouders en de lokale situatie en de manier waarop de JGZ georganiseerd is. Doel van de begeleiding is de taalontwikkeling in de loop van een half jaar op het gewenste niveau te brengen door ouders de tools te geven om de taal op adequate manier en toegesneden op hun situatie en hun kind te stimuleren. Als begeleiding door de preventief werkend logopedist of jeugdverpleegkundige onvoldoende helpt wordt verwijzing (zie boven) overwogen;
- Kortdurende peuteropvang zoals peuterspeelzaal of VVE: als er naar inschatting van de professional sprake is van een onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod wordt aan ouders geadviseerd om hun kind naar kortdurende peuteropvang zoals een peuterspeelzaal of VVE te laten gaan. Score is ‘onvoldoende’ of ‘twijfel’;
- Combinatie van bovenstaande.
Het is mogelijk dat ouders na de signalering niet direct op het advies voor verwijzing of begeleiding ingaan. Ouders kunnen hier diverse redenen voor hebben. Het is belangrijk daar rekening mee te houden en met hen in gesprek te blijven over de taalontwikkeling van hun kind. Alternatieve scenario’s in dergelijke gevallen kunnen zijn:
- Een ‘onvoldoende’ score, maar ouders willen niet direct ingaan op het advies voor verwijzing. Dan kan aan ouders begeleiding door een preventief werkend logopedist of de jeugdverpleegkundige aangeboden worden, en na een half jaar een oproep voor een herbeoordeling. Ook kan het zinvol zijn aan ouders voor te leggen of zij hierover eerst met hun huisarts willen praten. Als ouders ook hierop niet in willen gaan, is het belangrijk tussentijds (telefonisch) contact te houden om nog eens te informeren naar de taalontwikkeling van het kind en ook een herbeoordelingsconsult na maximaal een half jaar aan te bieden/te adviseren.
- Bij ‘twijfel’ score en als ouders geen gebruik wensen te maken van begeleiding door een preventief werkend logopedist of de jeugdverpleegkundige. Dan is het in ieder geval belangrijk om met ouders te bespreken of zij een tussentijds (telefonisch) contact willen en om een herbeoordelingsconsult na maximaal een half jaar aan te bieden/te adviseren.
Rationale
Kinderen met een vermoedelijk taalprobleem worden verwezen (eventueel via de huisarts) naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek. Een taalteam van het audiologisch centrum doet onderzoek naar de taalvaardigheid, het gehoor, de cognitie en het gedrag van het kind – zie ook: https://www.fenac.nl/site/assets/files/1197/fenac-kits-2.pdf). Het taalteam beoordeelt ook of er problemen op pedagogisch gebied zijn en hoe het taalaanbod thuis is. Zo nodig vindt medisch onderzoek of een consult door een medisch specialist (kinderarts, kno-arts, kinderneuroloog, kinderpsychiater, klinisch geneticus) plaats. Het taalteam beoordeelt op basis van het onderzoek of er sprake is van TOS, van TOA, of dat er een andere oorzaak is van de taalachterstand. Afhankelijk van de diagnose bepaalt het taalteam wat het beste vervolgtraject is. Wanneer er sprake is van TOS, verwijst het team naar een vrijgevestigde logopedist, gespecialiseerde zorg of gespecialiseerd onderwijs voor kinderen met TOS. Kinderen met TOA worden meestal verwezen voor Voorschoolse – en Vroegschoolse Educatie (VVE). Het advies kan bij zowel TOS als TOA ook inhouden dat er interventie voor ouders nodig is, bijv. door middel van een Hanen oudercursus. Verwijzing gaat gepaard met bericht aan de huisarts. Onderzoek van alleen de taal door een logopedist is niet voldoende om de oorzaak van taalproblemen vast te kunnen stellen. Bij ruim de helft van de kinderen met taalproblemen is sprake van meervoudige problematiek ([15]).
Bevindingen uit het JGZ-dossier, het Van Wiechenonderzoek, de anamnese en het lichamelijk onderzoek kunnen wijzen op andere beperkingen of bijkomende problemen. Dit kunnen zijn:
- Neurologische of psychische problemen (met name dyslexie, ASS, ADHD, motorische problemen, leerproblemen);
- Problemen op het terrein van de sociaal-emotionele ontwikkeling;
- Zorgen over de cognitieve ontwikkeling;
- Zintuigelijke problemen (gehoor, visus).
Als er sprake is van andere beperkingen of bijkomende problematiek kan de jeugdarts of verpleegkundig specialist ook kiezen voor verwijzing naar een KNO-arts (gehoor-/KNO-problemen), een multidisciplinair spreekuur voor kinderen met ontwikkelingsproblematiek, een kinderarts voor erfelijke en aangeboren aandoeningen, jeugd GGZ (bij vermoeden ASS), de huisarts (bij negatieve gezinsfactoren en/of voor motivering ouders) of het wijkteam (voor ondersteuning van ouders),