Mijlpalen
SNEL (Spraak- en taalNormen EersteLijns gezondheidszorg) (Luinge, 2005) is een instrument dat is bedoeld voor de opsporing van taalproblemen bij kinderen van 1 tot 6 jaar. Het instrument omvat een vragenlijst bestaande uit 14 gesloten vragen aan ouders/verzorgers. De vragen gaan over mijlpalen in de taalontwikkeling (Bijvoorbeeld: Maakt uw kind al zinnetjes van 2 woorden, zoals koekje eten?). Uitgangspunt voor de ontwikkeling van SNEL was dat de taalontwikkeling in fasen verloopt en kan worden beschreven op basis van (universele) mijlpalen; net zoals dat op basis van vertraging in de verwerving van dergelijke mijlpalen mogelijke taalproblemen gesignaleerd kunnen worden.
Voor de ontwikkeling van de SNEL is de normale taalontwikkeling in kaart gebracht. Dat is gebeurd door een steekproef uit te voeren bij 527 kinderen uit verschillende delen van Nederland, aan de hand van de vragenlijst van 26 vragen. Een schaalanalyse van deze vragenlijst op basis van de assumpties van het Mokken model resulteerde uiteindelijk in een schaal bestaande uit 14 vragen over mijlpalen in de taalontwikkeling, te weten SNEL. Deze 14 vragen waren volgens de schaalanalyse goed schaalbaar (H=0.95) en discrimineerden goed tussen verschillende fasen in de taalontwikkeling. Ook gaven deze vragen een interne betrouwbaarheid van 0.96. Voor de validatie van SNEL is geverifieerd of de uitkomsten van SNEL overeenkwamen met de uitkomsten van een uitgebreide taaltest – de Schlichting Test voor Taalproductie – bij 84 kinderen uit de steekproef. Daarnaast is ook bij ouders/verzorgers van 14 kinderen met een taalstoornis uit een klinische populatie de Schlichting Test voor Taalproductie en de vragenlijst van SNEL afgenomen. Uit de resultaten bleek dat de samenhang tussen SNEL en de uitgebreide taaltest voor taalproductie goed was, dat de sensitiviteit en specificiteit van SNEL voor het 10e percentiel respectievelijk 0.94 en 0.83 waren, en dat de accuraatheid om taalproblemen op te sporen 0.94 was.
SNEL-Vragen
1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van 2 woorden? (bijvoorbeeld ‘jas aan’, ‘papa boek’)
2. Kan uw kind 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen? (bijvoorbeeld ‘Waar zit je neus?’)
3. Zegt uw kind in totaal ongeveer 10 woordjes?
4. Begrijpt uw kind zinnetjes van 3 woorden? (bijvoorbeeld ‘op de stoel’, ‘in de tuin’)
5. Kan uw kind twee woordjes combineren? (bijvoorbeeld ‘papa boek’ of ‘kijk poes’)
6. Kan uw kind zinnetjes van 3 woorden maken? (bijvoorbeeld ‘popje muts ophebben’, ‘auto in garage’)
7. Zet uw kind 3 tot 4 woorden achter elkaar? (bijvoorbeeld ‘ik koekje wil hebben’, ‘wij gaan ook zingen’)
8. Kunt u ongeveer de helft van uw kind verstaan?
9. Vertelt uw kind weleens spontaan een verhaaltje? (bijvoorbeeld over wat uw kind die dag heeft gedaan.)
10. Kan uw kind een verhaaltje navertellen bij een aantal plaatjes?
11. Kunt u ongeveer driekwart van uw kind verstaan?
12. Maakt uw kind ook lange zinnen? (bijvoorbeeld ‘Als ik later groot ben, dan wil ik graag kok worden.’)
13. Kunt u bijna alles van uw kind verstaan?
14. Praat uw kind als een volwassene qua taalgebruik, vindt u?
Ja = 1 Nee = 0
Leeftijd en SNELscore op het 10e percentiel:
Leeftijd (maanden) | SNELscore* op het 10e percentiel |
12-17 | 0 |
18-19 | 1 |
20-21 | 2 |
22-24 | 3 |
25-26 | 4 |
27-29 | 5 |
30-32 | 6 |
33-36 | 7 |
37-41 | 8 |
42-46 | 9 |
47-54 | 10 |
55-64 | 11 |
65-82 | 12 |
*Snelscore is gebaseerd op het aantal mijlpalen in de taalontwikkeling dat beheerst wordt (zie ook SNEL-vragen). Als dit minder is dan het aantal op het 10e percentiel is er mogelijk een taalachterstand/afwijking. Op het 10e percentiel betekent ‘twijfel’ en boven het 10e percentiel betekent ‘in orde’.