Uitgangsvraag
Welke samenwerkingsafspraken moet de JGZ-organisatie met welke partners uit de 1e en 2e lijn maken over signaleren, beoordelen en doorverwijzing van kinderen met TOS en blootstellingsachterstand?
Achtergrond
Kinderen met een vermoedelijk taalprobleem worden verwezen (eventueel via de huisarts) naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek. Bij een verhoogd risico op taalachterstand bespreekt de JGZ haar zorgen met de ouders en adviseert om hun kind, vanaf de leeftijd van ongeveer 2 jaar totdat het kind naar de basisschool gaat, kortdurende peuteropvang zoals een peuterspeelzaal of VVE te laten bezoeken.
Good practice statement
Audiologische centra
Bij een ‘onvoldoende’ score op de taalontwikkeling wordt het kind door de jeugdarts of de verpleegkundig specialist (eventueel via de huisarts) verwezen naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek. Het is belangrijk dat er heldere afspraken worden gemaakt met audiologische centra over verwijzing en terugkoppeling naar de JGZ:
- Spreek af via welk medium (versleutelde mail, post) communicatie plaatsvindt, en welke informatie de instantie die de multidisciplinaire diagnostiek verzorgt nodig heeft van de JGZ;
- Maak afspraken over verwijzing en de maximale wachttijd voor ouders en kinderen na verwijzing door de JGZ. Audiologische centra geven er vaak de voorkeur aan dat kinderen met een algehele ontwikkelingsachterstand of met een afwijkende sociale ontwikkeling direct worden verwezen naar de juiste instantie. Een audiologisch centrum kan dan gevraagd worden alleen gehooronderzoek te doen. Verder wordt verwijzing naar een audiologisch centrum bij wachtlijstproblematiek in de praktijk vaak gecombineerd met een verwijzing naar een preventief werkende – of een vrijgevestigde logopedist om begeleiding van het kind en de ouders alvast laagdrempelig te starten. In veel gevallen bevat het uiteindelijk advies van het audiologisch centrum namelijk vaak behandeling door een logopedist, naast eventuele andere in te zetten trajecten.
- Spreek een termijn af voor terugkoppeling naar de JGZ.
Bovendien kan worden gedacht aan het betrekken van het audiologisch centrum bij de bijscholing van professionals.
Huisarts
Verwijzing door de jeugdarts of de verpleegkundig specialist naar een logopedist, een audiologisch centrum, een KNO-arts, een multidisciplinair spreekuur voor kinderen met ontwikkelingsproblematiek, een kinderarts Erfelijke en Aangeboren aandoeningen of jeugd GGZ gaat gepaard met een bericht aan de huisarts. Er wordt een (standaard) begeleidende brief en een kopie van de verwijsbrief naar de huisarts gestuurd. In de verwijsbrief staan de adresgegevens van zowel de verwijzend jeugdarts of verpleegkundig specialist als de huisarts vermeld en de ontvanger wordt verzocht naar beiden terug te rapporteren.
Rechtstreeks verwijzen werkt voor zowel ouders als huisarts tijdbesparend, en communicatieproblemen kunnen worden voorkomen. Rechtstreeks verwijzen heeft daarom de voorkeur, maar verwijzing kan desgewenst ook via de huisarts verlopen. De huisarts heeft net zoals de jeugdarts of verpleegkundig specialist goed zicht op de voorgeschiedenis van het kind, en kan vanuit zijn/haar positie als gezinsarts mogelijk andere factoren beïnvloeden die van belang zijn voor de taalontwikkeling. Ook kan de huisarts in overleg met de jeugdarts of verpleegkundig specialist proberen ouders te motiveren adviezen voor verwijzing of begeleiding op te volgen. De huisarts kan desgewenst ook de jeugdarts of verpleegkundig specialist om advies of beoordeling vragen.
Kortdurende peuteropvang
Bij een verhoogd risico op taalachterstand bespreekt de JGZ haar zorgen met de ouders en adviseert om hun kind, vanaf de leeftijd van ongeveer 2 jaar totdat het kind naar de basisschool gaat, kortdurende peuteropvang zoals een peuterspeelzaal of VVE te laten bezoeken. De vroegste leeftijd waarop vastgesteld wordt of een kind in aanmerking komt voor plaatsing varieert. Als in een gemeente het enige criterium het opleidingsniveau van de ouders is, dan kan direct na de geboorte vastgesteld worden of een kind tot de doelgroep behoort, vaak al tijdens het eerste contact met de JGZ. In andere gemeenten gebeurt indicatiestelling later, bijvoorbeeld bij geconstateerde taalachterstand of tijdens een wenperiode. Op veel plaatsen worden ook kinderen met een ontwikkelingsachterstand of als er sprake is van gezinsproblematiek dat de ontwikkeling van een kind bedreig (bijvoorbeeld verslaafde ouders, ouders met psychische problemen, ontbreken sociaal netwerk) door de JGZ verwezen naar kortdurende peuteropvang. Dit valt echter buiten het kader van deze richtlijn.
De JGZ adviseert ouders om hun kinderen in ieder geval vanaf de leeftijd van ongeveer 2 jaar naar kortdurende peuteropvang zoals een peuterspeelzaal of VVE te laten gaan, als:
- het kind tot de door de gemeente vastgestelde doelgroep behoort;
- het kind naar inschatting van de JGZ-professional (mede) vanwege onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod een vergroot risico op een taalachterstand loopt;
- er sprake is van een geconstateerde taalachterstand (mede) vanwege onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod.
Ook als een kind verwezen is of als het op kortdurende peuteropvang is geplaatst blijft de JGZ de taalontwikkeling van dit kind volgen. Observatie van kinderen op een peuterspeelzaal of VVE kan door een preventief werkend logopedist (indien aanwezig binnen de eigen organisatie) gedaan worden om de ontwikkeling te monitoren en te bekijken of extra inzet nodig is.