Richtlijn: Borstvoeding (2015, multidisciplinair)

2. Starten met borstvoeding

Het op gang komen van de lactatie is een natuurlijk proces, dat start tijdens de zwangerschap. Na de geboorte van de placenta komt de melkproductie volop op gang. De zorgverlener is op de hoogte van en geeft uitleg over de basisprincipes van borstvoeding: voeden op verzoek (geen beperking in duur en frequentie) en goed aanleggen. Bij voeden op verzoek voedt de moeder haar kind wanneer de baby voedingssignalen geeft.

Borstvoedingsproblemen zijn vaak gerelateerd aan niet goed, niet vaak genoeg of niet lang genoeg aanleggen1;2;3;4;5. De zorgverlener moedigt moeder en kind aan om tijdens het huid-op-huidcontact direct na de geboorte de borstvoedingsrelatie op gang te brengen. Wanneer dit moment om medische redenen moet worden uitgesteld, dient het zo spoedig mogelijk te worden ingehaald. Een goede start bevordert de duur van de borstvoedingsperiode en de frequentie van het aantal voedingen per etmaal. Een doeltreffende houding van moeder en kind bevordert vervolgens het juiste ‘aanhappen’ aan de borst, waardoor de baby in staat is om goed te zuigen, de toeschietreflex uit te lokken en voldoende melk binnen te krijgen4.

Instructie over aanleggen

Onderzoeksresultaten suggereren dat een eenmalige instructie over aanleggen niet voldoende is voor een blijvend positief effect op de duur van de borstvoedingsperiode6;7;8. Bovendien is een standaardinstructie niet het juiste middel; een individuele benadering is noodzakelijk. Huisbezoeken door de jeugdgezondheidszorg-professional en uitleg van de kraamverzorgende blijken effectief7. Verondersteld mag worden dat dit ook geldt voor begeleiding door verloskundigen, lactatiekundigen en verpleegkundigen.
Hieronder volgen de belangrijkste aspecten in de voorlichting over starten met borstvoeding.

Voedingshouding

Wanneer de moeder zich comfortabel en goed gesteund voelt, is er sprake van een goede houding. De moeder kiest de houding die zij op dat moment het prettigst vindt. Hierna volgt een aantal veel gebruikte houdingen.

  • De madonnahouding: de moeder zit rechtop, buik aan buik met haar kind. Het kind ligt op zijn zij, het hoofdje rust op de onderarm van de moeder.
  • De aangepaste madonnahouding: de moeder zit rechtop, buik aan buik met haar kind. Het kind ligt op zijn zij. De baby ligt op de rechterarm van de moeder. Ze steunt het hoofdje met haar rechterhand, terwijl met ze met haar linkerhand de linkerborst aanbiedt. Dit geldt vice versa voor de rechterborst.
  • De bakerhouding: de moeder zit rechtop en het kind ligt naast de moeder op een groot kussen met het lichaam naar de moeder toe gedraaid. Het hoofdje ligt in de hand van de moeder, de voetjes wijzen naar achteren. De baby ligt zodanig dat hij niet ‘om een hoekje’ de borst hoeft aan te happen. Het hoofdje ligt iets achterover gekanteld.
  • Liggend op de zij: de moeder ligt op haar zij met een kussen onder haar hoofd. Haar schouder ligt op het matras. Het kind ligt op zijn zij met het hele lichaampje naar haar toegedraaid.
  • Liggend op de rug: het kind ligt op zijn buikje, hetzij op de moeder, hetzij (deels) op een kussen naast haar. Ze steunt het voorhoofdje met haar hand, zodat hij niet voorover in de borst zakt en met de kin goed tegen de borst van de moeder aan ligt9.Biological nurturing’: Suzanne Colson, gepromoveerd verloskundig onderzoeker, beschrijft de neonatale reflexen om de borst te zoeken en de beste houdingen om deze reflexen uit te lokken. Haar onderzoek heeft aangetoond dat de baby, op zijn buik liggend en met zijn hele lijfje in contact met de moeder, zelf de borst kan pakken. De moeder leunt hierbij goed gesteund achterover10.

Aanhappen

Het kind ligt tijdens het voeden met zijn hoofdje en lijfje in een rechte lijn met de buik naar de moeder toe gedraaid. Er is ruimte om het hoofd naar achteren te bewegen en het mondje ligt net iets lager dan de tepel. De moeder strijkt met de tepel over het mondje van het kind. Op het moment dat de baby het mondje wijd opendoet, beweegt de moeder hem rustig en stevig naar zich toe, waardoor hij kan aanhappen. Wanneer de baby op deze manier aanhapt (hoofdje iets achterover), ligt het neusje van de baby na het aanhappen vanzelf vrij. Het kind heeft gedurende de hele voeding het mondje wijd open, waarbij de lipjes naar buiten zijn gekruld en de tong over de onderkaak ligt. Een gedeelte van de tepelhof ligt in het mondje, waarbij de baby aan de onderkant een groter deel aanhapt dan aan de bovenkant. De kin ligt tegen de moederborst aan en het neusje kan de borst raken. De wangetjes blijven bol1;5. De moeder kan haar borst met haar hand ondersteunen, waarbij zij er op moet letten dat zij niet te veel druk uitoefent op het borstweefsel: de melkkanalen mogen niet worden dichtgedrukt4;11;12. Bovendien kan hierdoor de borst uit het mondje glijden. Om de borst dan toch in de mond te houden, klemt de baby soms de kaken op elkaar en dat kan pijnlijke tepels tot gevolg hebben. Als het nodig is om meer ruimte te creëren voor het neusje, kan de moeder de billen van de baby naar zich toe bewegen.

Melkinname door de baby

In eerste instantie zal het kind een zuigritme aanhouden van 'een paar keer zuigen, één keer slikken'. Na het toeschieten van de melk verandert het zuigritme meestal naar één keer zuigen, één keer slikken1;3. Men spreekt van 'voedend zuigen'. Het slikken is hoorbaar, zeker als de melkproductie goed op gang is. Uit echoscopisch onderzoek is gebleken dat de melk het mondje van de baby instroomt op het moment dat de tong naar beneden beweegt13. Het vacuüm dat de baby met zijn mondje maakt, is dus een belangrijke component bij de melkoverdracht. De moeder voelt het zuigen als een stevige sensatie. Indien het voeden na het eerste aanzuigen pijnlijk blijft, moet het vacuüm worden verbroken en moet de baby opnieuw worden aangelegd. Naarmate de voeding vordert, raakt de baby meer verzadigd en zal hij meestal vanzelf de borst loslaten2;3;5;12;14. De duur van een voeding is niet altijd gerelateerd aan de hoeveelheid melk die de baby binnenkrijgt12 .

Stuwing

Als de baby twee tot vier dagen oud is, nemen de vocht- en bloedtoevoer naar de borsten toe en de melkproductie komt verder op gang. Hierdoor raken de borsten vol. Het is belangrijk hierbij onderscheid te maken tussen ‘volle borsten’ en pathologische stuwing. Bij pathologische stuwing staan de borsten strak en gespannen, is er sprake van oedeem in de tepelhof en/of de hele borst en ervaart de moeder pijn. Doordat de tepelhof gespannen is, kan de baby niet goed aanhappen. Hierdoor kan de moeder pijnlijke tepels krijgen en krijgt de baby onvoldoende melk binnen. Doordat de alveoli overvol zijn en continu onder spanning staan, daalt de prolactinespiegel en kunnen melkvormende cellen worden beschadigd. Door de obstructie die de stuwing veroorzaakt, wordt de toeschietreflex vertraagd. Een verminderde productie en een niet goed groeiende baby zijn het logische gevolg van extreme stuwing.
Stuwing kan worden voorkomen door de borsten goed leeg te laten drinken en dus vroeg, frequent en lang genoeg aan te leggen. Als toch pathologische stuwing optreedt, is het wenselijk dat er snel lactatiekundige zorg wordt ingeschakeld. Warmte op de borst, in combinatie met voorzichtige massage en kolven met de hand of met een kolfapparaat kunnen behulpzaam zijn. Bij ernstige pathologische stuwing is het belangrijk dat de moeder eerst haar borsten kolft totdat ze zachter aanvoelen. Daarna kan de baby weer goed worden aangelegd. Eventueel kan pijnmedicatie nodig zijn (paracetamol of ibuprofen in normale dosering).

Problemen bij het aan de borst gaan

Het komt voor dat een baby in de periode direct na de bevalling niet aan de borst kan drinken. Er is weinig onderzoek gedaan naar de oorzaken hiervan. Als mogelijke verklaringen worden geopperd: intramusculair opiatengebruik15, epidurale anaesthesie15, kunstverlossing, geboortetrauma of anatomische afwijkingen bij het kind. Voorbeelden van routines die het borstvoedingsproces verstoren zijn: verstoring van het eerste contact, scheiding van moeder en kind, het aanbieden van een fopspeen of het geven van bijvoeding zonder medische indicatie. Oplossingen zijn gericht op het herstellen van het contact tussen moeder en kind en het op gang brengen van de melkproductie: 'rooming-in', inhalen van huid-op-huidcontact, hulp bij het aanleggen en eventueel kolven.
Het gebruik van een tepelhoedje als oplossing bij de bovengenoemde verstoringen in de vroege periode postpartum wordt in principe afgeraden. Tepelhoedjes kunnen een negatief effect hebben op de moedermelkproductie en op de melkoverdracht. Desondanks kunnen ze voor sommige baby’s tijdelijk een nuttig hulpmiddel zijn om goed te leren drinken aan de borst (zie ook het hoofdstuk ‘Ingetrokken of vlakke tepels’). Gebruik gaat altijd in overleg met een zorgverlener.

Kolven

Bij moeder en/of kind kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor de baby niet rechtstreeks uit de borst kan drinken. In Tabel 1 staan voorbeelden van redenen om te kolven. Hierbij bestaat een onderscheid tussen kolven voor het opbouwen van de melkproductie en voor het op peil houden van de productie. Als de borsten onvoldoende zijn geleegd, kan de moeder nakolven.

Tabel 1: Redenen om te kolven

Moeder en kind zijn van elkaar gescheiden (bijvoorbeeld door ziekenhuisopname of activiteiten buitenshuis zoals werk).
De baby is tijdelijk niet of onvoldoende in staat om zelf volledig aan de borst te drinken.
Er wordt getracht de tepels wat meer naar voren te laten komen (bijvoorbeeld bij ingetrokken tepels).
Er is sprake van pathologische stuwing.
De moeder gebruikt medicijnen waarbij borstvoeding wordt afgeraden.
De baby heeft al een aantal keren niet goed aan de borst gedronken en de borst moet worden geleegd.
De moeder wil incidenteel een voeding overslaan.
De moeder wil haar melkproductie verhogen.
De moeder wil melk doneren aan de moedermelkbank.

Een moeder kan veel stress ervaren als zij de melkproductie op gang moet brengen door middel van kolven. De emotionele respons van de moeder op haar baby ontbreekt, waardoor de melk minder makkelijk toeschiet. Het heeft daarom de voorkeur om, als het enigszins mogelijk is, te kolven naast de baby. De uiteindelijke productie zal afhangen van veel factoren, zoals de duur, frequentie en techniek van het kolven. Het is belangrijk dat een moeder goed passend materiaal gebruikt om beschadiging van de tepel te voorkomen. Daarnaast is goede hygiëne essentieel: handen wassen voor het kolven en bewaarflessen en kolfapparaat reinigen volgens instructie.

Opbouwen van de melkproductie

Als het regelmatig aanleggen van de baby vanaf de geboorte niet mogelijk is, kan een moeder de melkproductie opbouwen door te starten met kolven. Hiermee wordt gestart zodra haar conditie dit toe laat, maar bij voorkeur binnen zes uur na de bevalling14;16;17;18. De moeder kolft dan ongeveer even vaak als de baby aan de borst zou drinken: in de eerste weken minimaal acht keer per 24 uur, waarvan een keer ’s nachts. Het principe van vraag- en aanbod regelt ook nu de melkproductie. Een effectieve methode om de melk te laten toeschieten, is zachte tactiele stimulatie van de borsten (borstmassage) vlak voor de afkolfsessie14;16;17;18. Hierdoor neemt het oxytocinegehalte in het bloed toe18. Prettige omstandigheden maken het toeschieten en kolven gemakkelijker. Denk bij prettige omstandigheden aan een rustige omgeving, ontspannende muziek en kijken of luisteren naar de baby. Kijken naar beelden van de baby en het ruiken van de geur van de baby kunnen ook stimulerend werken. De moeder kan één of twee borsten tegelijkertijd kolven. Dubbelzijdig kolven vermindert de kolftijd en verhoogt de melkproductie14;16;17;18. Door een hogere opbrengst bij het kolven, neemt de melkproductie gemakkelijker toe14;16;17;18.

Op peil houden van de melkproductie

Als de borstvoeding goed op gang is gekomen, kan een moeder haar melk kolven als ze incidenteel niet bij haar baby kan zijn. Zo kan ze de productie op peil houden, zodat haar baby geen kunstmatige zuigelingenvoeding hoeft te krijgen14;16;17. De moeder kan dan iedere ‘gemiste’ voeding kolven. Welke methode zij kiest, zal afhangen van haar persoonlijke omstandigheden14;16;17. Hieronder worden de verschillende kolfmethoden besproken.

Kolfmethoden

Kolven met de hand (zonder hulpmiddelen)
Kolven met de hand is de meest natuurlijke manier van kolven. Door het contact van de handen met de borst raakt een moeder vertrouwd met de voedende functie van haar lichaam. Ze kan in de eerste dagen kostbare druppels colostrum op een lepeltje kolven en die rechtstreeks aan haar baby geven, zodat er niks verloren gaat. Een moeder kan veel profijt hebben van deze methode en het is belangrijk dat de zorgverlener haar deze methode kan uitleggen. Kolven met de hand kan de spanning verminderen, waardoor de baby gemakkelijker kan happen. Wanneer de baby niet aan de borst kan drinken, kan de borst met de hand worden leeg gekolfd. De melk kan vervolgens op een andere manier aan de baby worden gegeven.

Er zijn verschillende methodes om met de hand te kolven:

  • Kolven met de hand: Eerst de toeschietreflex opwekken d.m.v. zachte massage van de borsten. Wanneer de melk toeschiet: zet duim en wijsvinger van een hand tegenover elkaar op de rand van de tepelhof. Beweeg de hand nu in de richting van de borstkas, zonder de vingers over de huid te laten glijden. Duw de duim en wijsvinger vervolgens naar elkaar toe en dan weer in de richting van de tepel. Ook hierbij mogen de vingers niet over de huid bewegen of wrijven. Herhaal deze beweging met de duim en wijsvinger na een paar keer op een andere plaats rond de tepelhof.
  • Kolven met twee handen: De hierboven beschreven methode wordt met beide handen op beide borsten tegelijk toegepast.
  • Kolven met een elektrische kolf: Deze methode wordt veel gebruikt door moeders die gedurende langere tijd kolven, bijvoorbeeld door een buitenshuis werkende moeder die haar kind moedermelk wil geven door op het werk te kolven.

Er zijn verschillende methodes om elektrisch te kolven:

  • Enkelzijdig: Eerst wordt de ene borst leeg gekolfd en vervolgens de andere. De kolfsessie duurt inclusief voorbereiding en opruimen gewoonlijk ongeveer 30 tot 60 minuten.
  • Dubbelzijdig: Beide borsten worden tegelijkertijd gekolfd. De kolfsessie duurt inclusief voorbereiding en opruimen gewoonlijk ongeveer 20 tot 45 minuten.

Kolven met een handkolf
Handkolven kunnen worden gebruikt als de borstvoeding goed op gang is gekomen.
De zorgverlener legt de moeder uit hoe ze zich op het kolven kan voorbereiden en de toeschietreflex kan opwekken. Tevens wordt uitleg gegeven over hoe de moeder de zuiger of de hendel van de kolf zodanig kan bedienen dat ze de zuigkracht en de zuigfrequentie goed kan reguleren.

Vrouwen horen tijdens de zwangerschap voorlichting te krijgen over kolven (onder andere uitleg over verschillende kolfmethoden). De volgende aspecten komen dan ook ter sprake:

  • De eerste keren worden er geen of slechts enkele druppels melk gekolfd.
  • De hoeveelheid en kleur van de gekolfde moedermelk kan per kolfsessie variëren.
  • Er kan een spoortje bloed in de melk aanwezig zijn; dit is geen probleem voor de baby. Wel is het van belang uit te zoeken waar het bloed vandaan komt. In geval van kloven is het zaak de kolftechniek en/of de aanlegtechniek te verbeteren.
  • De hoeveelheid afgekolfde melk is vaak minder is dan dat wat een kind uit de borst drinkt. Er kan daarom op basis van de hoeveelheid afgekolfde melk geen uitspraak worden gedaan over de werkelijke melkproductie.

Oxytocine-neusspray

Het gebruik van oxytocine neusspray (Syntocinon) lijkt tijdelijk de toeschietreflex te bevorderen. Een betere lediging van de borst door een goede toeschietreflex bevordert de productie en in die zin kan de neusspray bijdragen aan een goed verlopende lactatie. Maar in een onderzoek bij moeders van premature baby's naar gebruik van oxytocine neusspray ter bevordering van de toeschietreflex, in combinatie met een elektrische kolf ter bevordering van de melkproductie, bleek er geen verschil in de hoeveelheid moedermelk die gedurende de eerste vijf dagen postpartum was gekolfd19. De gevolgen van gebruik gedurende een langere periode zijn niet onderzocht.

Vitaminesuppletie

Moedermelk bevat te weinig vitamine K en vitamine D om aan de vitamine K-behoefte van het kind te voldoen in de eerste weken na de geboorte. Baby's die borstvoeding krijgen, hebben de eerste 12 weken 150 microgram aan vitamine K-druppels nodig20;21. Geadviseerd wordt om alle kinderen van 0-4 jaar, ongeacht het type voeding, dagelijks 10 microgram vitamine D-suppletie te geven20;22.


Pagina als PDF