1.6.3 Uitdroging en ondervoeding

Richtlijn Borstvoeding (JGZ, multidisciplinair)

Borstvoeding

Inleiding 

Uitdroging (dehydratie) en ondervoeding bij de baby kunnen ongemerkt voorkomen, zorgverleners hebben een rol bij de herkenning, om ernstige complicaties en mogelijk overlijden te voorkomen. 

Figuur 1: Groeicurve voor gewichtsverlies bij borstgevoede kinderen (beschikbaar via www.tno.nl/rwc Deze linkt opent in een nieuw tabblad)

Overige overwegingen bij de advisering 

Bij het vermoeden van stille ondervoeding aan de borst in de eerste levensweken is het raadzaam om in de klinische setting naast het glucose- en bilirubinegehalte ook het natriumgehalte te bepalen. Urine moet ook onderzocht worden op natrium- en kaliumgehalte en de osmolaliteit, omdat bij een zouttekort het serum-natrium volledig normaal kan zijn.
Voor het signaleren van ondervoeding in de eerste levensmaanden zijn geen duidelijke afkappunten voor het gewicht gesteld. Een afbuigend gewicht (in korte tijd of in grote mate) en het klinisch ‘niet goed gedijen’ van de baby vormen samen een indicatie voor mogelijke ondervoeding.

Tabel 1: Kenmerken en symptomen die reden zijn voor opname[159]

• Onvoldoende melkinname;
• Inadequate groei;
• Klassieke dehydratie (onder andere verminderde turgor, ingezakte fontanel);
• Extreme lusteloosheid (lethargie);
• Geelzucht (icterus);
• Te lage lichaamstemperatuur.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback