Richtlijn: Borstvoeding (2015, multidisciplinair)
10. Huid-op-huidcontact
Inleiding
Het kort na de geboorte tot stand brengen van huid-op-huidcontact tussen moeder en kind bevordert een langere duur van de borstvoedingsperiode en de frequentie van voedingen per etmaal.
Advisering
- Bespreek voorafgaand aan de bevalling het belang van vroeg huid-op-huidcontact met de moeder. Geef aan wat voor de gezondheid van de baby en voor de borstvoedingsrelatie tussen moeder en kind belangrijk is.
- Leg gezonde pasgeborenen direct, maar in ieder geval binnen een uur na de bevalling, onder (alerte) supervisie van de ouders/zorgverlener bloot en toegedekt op de blote huid van de moeder.
- Streef ernaar dat het huid-op-huidcontact direct postnataal tenminste één uur duurt; let op de signalen van de baby en benut die om de baby aan de borst te laten gaan. Bloot huid-op-huid contact moet ook in de periode daarna ongelimiteerd kunnen plaatsvinden.
- Beoordeel de conditie van de baby op de blote buik of borst van de moeder.
- Stel interventies zo mogelijk uit tot na het eerste blote huid-op-huidcontact/aanleggen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het blote huid-op-huidcontact alsnog zo snel mogelijk ingehaald.
Overwegingen bij de advisering
Zuigelingen zijn de eerste twee uren na de geboorte meestal alert. Een kind heeft verder, als het niet wordt gestoord en niet onder invloed is van medicijnen, ongeveer een uur nodig om op eigen kracht de borst te bereiken1. Uitgaande van dit fysiologische gedrag wordt aangenomen dat het huid-op-huidcontact binnen een uur na de bevalling moet plaatsvinden om er optimaal van te kunnen profiteren voor het welslagen van de borstvoeding.
Wees er alert op dat er cultureel bepaalde verschillen bestaan rondom de geboorte en ga hier respectvol mee om.
Uit onderzoek komt naar voren dat het op de buik liggen van de pasgeborene als onveilige houding dient te worden gezien (ALTE, luchtwegblokkering)6. Alerte supervisie door ouders/zorgverlener is nodig (zie ook het hoofdstuk ‘Slapen met de baby’). Zie voor meer informatie ook de JGZ-richtlijn Preventie Wiegendood6.
Lees verder voor de onderbouwing