Richtlijn: Borstvoeding (2015, multidisciplinair)

17. (Mogelijk) onvoldoende melkproductie

Inleiding

Zorgverleners dienen objectief te kunnen vaststellen of er sprake is van onvoldoende melkproductie en hun beleid daarop aan te passen, om vroegtijdig stoppen van het geven van borstvoeding te voorkomen.

Advisering

  • Geef ouders het liefst al tijdens de zwangerschap uitleg over de fysiologie van borstvoeding en over methoden om de melkproductie op gang te brengen en te stimuleren.
  • Stimuleer de constante nabijheid van moeder en kind om een toereikende melkproductie tot stand te brengen.
  • Geef moeders positieve feedback over hoe de borstvoeding verloopt om hun zelfvertrouwen te versterken.
  • Bij een verondersteld tekort:
  1. Neem de beleving, de waarneming en het gevoel van ouders serieus.
  2. Geef informatie over normale veranderingen in de ontwikkeling van de baby en het borstvoedingsproces naarmate de baby ouder wordt: borsten worden soepeler, baby's gaan vaak korter drinken, de groei van de baby verloopt na drie maanden dikwijls in een rustiger tempo en het slaap-waakgedrag verandert.
  1. Het grote belang van goed en frequent aanleggen;
  2. Het belang van een ondersteunende (sociale) omgeving van de moeder (mede in het kader van de toeschietreflex);
  3. Voeden op verzoek, met aandacht voor frequentie en duur;
  4. De stimulerende effecten van huid-op-huidcontact;
  5. De positieve gevolgen voor de productie van nachtvoedingen;
  6. De conditie van het kind (zie Tabel 1); bij twijfel wordt overlegd met de kinderarts;
  7. Het belang van (extra) afkolven als de baby niet goed drinkt.
  • Verwijs de moeder voor specialistische begeleiding van het borstvoedingsproces zo snel mogelijk door naar een lactatiekundige.

Tabel 1: Signalen die een indicatie kunnen zijn voor onvoldoende melkproductie en -inname7,8

  • gewichtsverlies onder de -2 standaarddeviatiescore op de curve voor gewichtsverlies bij borstgevoede kinderen ;
  • gewichtstoename < 20 g per dag of < 150 g per week tot leeftijd van 3 maanden;
  • weinig en/of geconcentreerde urine (onvoldoende natte luiers), geen gele ontlasting na 1 week;
  • lage spierspanning, verlaagde turgor en een ingezonken fontanel

Lees verder voor de onderbouwing


Pagina als PDF