Richtlijn: Vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij kinderen en jongeren (2016)

5. Signalering van gehoorverlies na de neonatale periode - Aanbevelingen vanaf 4 jaar

Aanbevelingen met betrekking tot gehoormeting door de JGZ

> De JGZ voert gehoormeting uit:

  • Tijdens regulier contactmoment: ten minste eenmaal bij alle kinderen van 4 tot en met 6 jaar oud

en

  • Op indicatie bij kinderen van 4 jaar of ouder

> Het onderzoek wordt uitgevoerd met drempelaudiometrie volgens de ‘descending’ methode voor de frequenties 500, 1000, 2000, 4000 Hz. Een aparte beschrijving van deze werkwijze is beschikbaar en te downloaden.

Bij vermoeden van een gehoorverlies wordt het kind verwezen naar een KNO-arts of een klinisch fysicus-audioloog in een audiologisch centrum.

Aanbevelingen met betrekking tot criteria voor controle en verwijzing na gehoormeting door de JGZ

Kinderen bij wie het audiogram aanwijzingen geeft dat er mogelijk sprake is van gehoorverlies moeten nader onderzocht worden. Hieronder bespreken we wanneer de JGZ controleonderzoek doet en wanneer een kind verwezen moet worden naar een KNO-arts of een klinisch fysicus-audioloog (AC) (altijd met kennisgeving aan of na overleg met de huisarts). Zie ook het stroomschema behorend bij deze richtlijn.

Criteria voor controle en verwijzing naar aanleiding van audiogram

Criteria voor controleonderzoek
Controleonderzoek na 10-16 weken

  • Als het audiogram bij het eerste onderzoek twijfelachtig is, maar niet onvoldoende. Zie hiervoor de tabel met controle- en verwijscriteria.
  • Als het audiogram bij het eerste onderzoek onvoldoende is.
  • Als het onderzoek de eerste keer niet gelukt is (d.w.z. er kon voor één of meer frequenties geen drempel worden vastgesteld op het audiogram).

Mogelijke acties naar aanleiding van controleonderzoek
> Geen verdere actie (bij voldoende audiogram).
> Opnieuw controle na 10-16 weken:

  • Bij een afwijkend audiogram dat niet voldoet aan de verwijscriteria, of als het onderzoek niet is gelukt (bijv. kinderen van 4-5 jaar),
  • Het kind heeft een bovenste luchtweginfectie. Indien er drie maal een bovenste luchtweginfectie is ten tijde van een (controle)onderzoek, verricht de jeugdarts anamnese en lichamelijk onderzoek (incl. otoscopie).

> Verwijzen:

  • Indien het onderzoek opnieuw onvoldoende is.
  • Indien het derde audiogram opnieuw afwijkend is zonder dat het voldoet aan de verwijscriteria verricht de jeugdarts anamnese en lichamelijk onderzoek (incl. otoscopie).

Verwijscriteria
Bij deze criteria wordt ervan uitgegaan dat het omgevingslawaai in de onderzoeksruimte zodanig is dat alle te onderzoeken tonen op 25 dB(HL) te horen zijn, zie ook verder de werkwijze drempelaudiometrie. Verwijzing geschiedt altijd na overleg met of met berichtgeving aan de huisarts.

In verband met het meestal goedaardige verloop en spontane herstel van de vaak aanwezige otitis media met effusie, stelt de jeugdarts zich met een zekere terughoudendheid op en zal verwijzing over het algemeen niet direct na het eerste audiogram plaatsvinden maar als er één of twee maal is gecontroleerd.

Verwijzing naar KNO-arts of klinisch fysicus-audioloog (AC) vindt plaats:
A. Op grond van audiometrisch onderzoek is de uitslag onvoldoende

B. Op grond van anamnese en/of overige bevindingen bij onderzoek in combinatie met twijfelachtige uitslag audiometrie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • Zorgen van ouders en verzorgers over het gehoor
  • Een achteruitgang in of achterblijvende taalontwikkeling (zowel in productie, taalbegrip als articulatie)[NB: Bij een kind met taalachterstand en verdenking op gehoorverlies dient eerst te worden nagegaan of er sprake is van gehoorverlies. Als er toch geen sprake is van gehoorverlies kan verwezen worden naar logopedie ]
  • Een achterblijvende algehele ontwikkeling [overweeg verwijzing kinderarts]
  • Zorgen over de cognitieve ontwikkeling [overweeg verwijzing kinderarts]
  • Een sterke gelaatgerichtheid
  • Klachten van vermoeidheid
  • Concentratieproblemen
  • Gedragsproblemen zoals boosheid, dwars gedrag, extreme verlegenheid
  • (Verdenking op) een psychiatrische stoornis

C. Op grond van controleonderzoek:
Het derde audiogram is opnieuw afwijkend zonder dat het voldoet aan de verwijscriteria genoemd onder A en zonder dat er sprake is van een bovenste luchtweginfectie.

Aanvullende anamnese en otoscopie

Voor anamnese uit te voeren door jeugdarts, jeugdverpleegkundige en/of verpleegkundig specialist en lichamelijk onderzoek (incl. otoscopie) uit te voeren door jeugdarts en/of verpleegkundig specialist.

Criteria voor en traject van verwijzing (zie ook het stroomdiagram)

In de JGZ kan een audiometrie om twee redenen worden verricht:
1: regulier contactmoment
2: op indicatie

> Geen afwijkingen bij anamnese en otoscopie

  • 4-6 jaar: verwijs naar klinisch fysicus-audioloog (AC) of KNO-arts (afhankelijk van lokale mogelijkheden en voorkeur ouders)
  • >6 jaar: wacht 10-16 weken af, dan controleonderzoek - of - verwijs naar klinisch fysicus-audioloog (AC) of KNO-arts (afhankelijk van lokale mogelijkheden en voorkeur ouders)
  • Bij meervoudige handicaps (slechthorend/slechtziend/verstandelijke beperking enz.): verwijs naar klinisch fysicus-audioloog (AC), overweeg verwijzing naar kinderarts.

> Bij twijfel aan audiogram en twijfel over otoscopie: verwijs naar KNO-arts.
> (Mogelijke) afwijkingen bij anamnese en otoscopie

  • Cerumen: Verwijs naar huisarts voor cerumenlavage
  • OMA, otitis externa: verwijs naar huisarts
  • Recidiverende OMA (meer dan drie keer per half jaar of vier of meer keer per jaar): verwijs naar de KNO-arts voor nadere diagnostiek en behandeling
  • Perforatie trommelvlies, losliggende trommelvliesbuisjes: verwijs naar de KNO-arts

> Andere oorzaak: overleg met of verwijzing naar huisarts


Pagina als PDF